Vensterafbeelding Inzameling

Inzameling der gaven

In dit venster wordt informatie gegeven over het collecteren, het beheer van de geldelijke middelen en gebruiksvoorwerpen die daar mee te maken hebben.

1100

1200

1300

1400

1500

1600

1700

1800

1900

Nu

In dit venster

Al sinds mensenheugenis wordt er in de kerkdienst tijd genomen voor ‘de inzameling der gaven’ of ook wel aangekondigd als ‘de dienst der offerande’. Na de Reformatie wordt er in de protestantse erediensten gecollecteerd voor enerzijds de kerk en anderzijds de diaconie, bijna altijd met de aanbeveling: ‘De Heere heeft de blijmoedige gever lief’.

Collecteren

Links en rechts naast de kansel hangen nog altijd ‘hengelstokken’ met collectezakken, vastgeknoopt aan koperen ringen. De zakken links hebben een letter D (diaconie) en de zakken rechts een letter K (kerk). Onbekend is hoe oud de hengels en de zakken zijn, de jongste twee zijn in ieder geval van 1912.

Deze collectezakken hangen aan eikenhouten houders, 73 cm breed en voorzien van drie knoppen tussen gesneden palmtakken en daaronder een draperie. De ene houder is de originele, vermoedelijk gemaakt rond 1680 door meester Jacob Daniels en geleverd bij de nieuwe kansel. De andere houder is van 1912, voor slechts 10 gulden prachtig nagemaakt van het originele exemplaar door H. Jonker sr. uit Kampen. Vanwege het uitbreiden van het aantal zitplaatsen, is het nodig om ook met meerdere personen te collecteren. Twee hengels worden bijgekocht, zodat er nu drie voor de diakenen én drie voor de kerkvoogden beschikbaar zijn. Waarschijnlijk wordt er in deze jaren ook al wel met doorgeef collectezakken gewerkt, met name in de lange banken en op de gaanderijen.

Tijdens een kerkvoogdijvergadering in 1959 wordt besloten de ‘zakken aan de stokken’ te vernieuwen, met geborduurde letters A en K. Dit gaat 4 gulden per stuk kosten.

In 1969 zijn, bij de interieurvernieuwing, twee collectezakhouders aangeschaft met elk twaalf collectezakken. Vanaf dat moment wordt er gecollecteerd door drie diakenen en drie kerkvoogden die ieder met drie zakjes de kerk doorgaan. De eerste collecte is voor de diaconie, de tweede voor de kerk en de derde is een extra collecte voor een diaconaal doel of voor een speciaal doel van de kerkvoogdij. Het is namelijk zo, dat er vanaf de negentiende eeuw steeds vaker sprake is van speciale doelcollecten. Deze doelcollecte is dus het derde zakje, of er wordt een uitgangscollecte van gemaakt. De diakenen staan dan bij de uitgang met een grote collectebus. Vroeger was dit een zogenaamde ‘open schaal collecte’ en werd het geld letterlijk in een open schaal opgevangen. Het voordeel van een open schaal is de grotere opbrengst, omdat het voor de linkerhand zichtbaar is wat de rechterhand doet!

Verder zijn er nog enkele centenpotjes bewaard gebleven. Deze gingen rond door de voorste banken van de gaanderijen, omdat deze zitplaatsen niet verhuurd, maar vrij waren.

Sinds vele jaren hangen bij de uitgangen koperen collectebusjes. Voorheen was de opbrengst bestemd voor de ‘vrije zitplaatsen’. Tegenwoordig noemen we ze ‘zendingsbusjes’ en wordt de opbrengst van deze (vierde) collecte verdeeld over de GZB en de IZB.

De Diaconie

De diaconie is al kort na de Reformatie een zelfstandig college binnen onze gemeente. De diakenen zijn overigens wel ambtsdragers die dus ook deel uit maken van de kerkenraad. Met name de predikant heeft best veel bemoeienis met de gang van zaken binnen de diaconie. De oudst bewaard gebleven delen van het archief van de diaconie van de gemeente van IJsselmuiden-Grafhorst dateren uit 1663. Het is eeuwenlang voor de diaconie erg moeilijk geweest om op een zorgvuldige manier zorg te dragen voor de armlastige gemeenteleden. Wat is er ook in ons dorp een armoede geweest en wat heeft het de broeders een hoofdbrekens bezorgd. Als voorbeeld een schrijven uit 1732 dat vertelt ‘hoe haare collecten voor den armen dagelijks verminderen, voornamelijk veroorzaakt door de onvermogendheid van de meeste leden tot die kerke behorende, gelijk mede door het inkomen van vreemde onvermogende huisgezinnen, welke tot onderstand der armen niet contribueren, en evenwel wanneer tot armoede vervallen niet alleen van de aalmoezen mede worden gealimenteerd, maar ook bij haar versterven, die nagelaten kinderen alle komen tot laste van die diaconije.’

De diaconie gebruikt haar geld voornamelijk om de zogenaamde ‘bedeelden’ een steun in de rug te geven. Het lukt deze arme mensen anders niet om rond te komen. Sommigen worden bedeeld met een wekelijkse financiële bijdrage, veel anderen worden geholpen door het verstrekken van brood en/of andere boodschappen. Ook ondersteund de diaconie veel ouderen die niet meer werken kunnen, weduwen, wezen, gehandicapten en families waarvan een lid opgenomen is in een inrichting. Verder betaald de diaconie de begrafeniskosten van de armen.

Een van de grondregels is: de hulp die door de Diaconie wordt verleend moet echt helpen. Geen afhankelijkheid scheppen, maar erop gericht zijn dat mensen hun rug kunnen rechten: ‘Liever een hengel dan een vis’. Helaas is het in de praktijk doorgaans meer een kwestie van ‘gemeenteleden in leven houden’. De diakenen van IJsselmuiden zijn in het verleden nooit erg creatief geweest en er zijn geen voorbeelden van werkverschaffingsprojecten, een eigen bakkerij, fabriek of wat dan ook.

Het college van diakenen is ook eigenaar van enkele diaconiegoederen en twee of drie ‘armenhuisjes’. De goederen worden verpacht, dus leveren geld op. De huisjes kosten meer geld dan dat ze opbrengen, omdat hier doorgaans bedeelden in wonen. Op de hoek Dorpsweg / Grafhorsterdijk heeft de diaconie een huisje dat op de eerste kadasterkaart van 1832 de naam krijgt ‘Le Bedelaar’. Ook drie huisjes schuin tegenover de kerk zijn armenhuisjes geweest (tegenwoordig nrs 32 en 34). In latere jaren laat de diaconie nog enkele huizen bouwen als geldbelegging.

In het verleden heeft de diaconie ook grote sommen geld geleend aan de kerkvoogdij, om bepaalde projecten en/of aankopen te financieren. Voor de diakenen is het altijd belangrijk geweest om over een flink eigen vermogen te beschikken, voor het geval (hervormd) IJsselmuidenaren getroffen zouden worden door een ongeluk, brand of wat voor ramp dan ook.

De afgelopen decennia heeft de diaconie zich vooral gericht op armoede in het buitenland. Diverse stichtingen (neem als voorbeeld Woord & Daad) worden door hen ondersteund. Naar aanleiding van diverse rampen in de wereld zijn speciale collecten gehouden. Tegenwoordig is de blik weer wat meer gericht op de landelijke en plaatselijke omstandigheden en problematiek.

Anno 2022 lezen we op de site van de PKN: ‘Diaconieën doen belangrijk werk in het ondersteunen van mensen in armoede, binnen en buiten de kerk. Diaconieën komen tot in de haarvaten van de maatschappij. Samen met hen ondersteunen we mensen in armoede en signaleren we problemen en kaarten deze aan. Kerk in Actie verbindt diakenen met elkaar zodat zij kennis delen.’

Het beheren van de geldelijke middelen

Ontvangen gelden voor de kerk worden afgedragen aan de kerkmeester die namens de erfgenamen belast is met allerlei (stoffelijke / financiële) kerkelijke zaken. Het ouds bewaard gebleven rekeningenboek dateert uit 1633. Vanaf 1806 is dit beheer overgedragen aan het college van Kerkvoogden en Notabelen, de Kerkvoogdij.

In de notulen van de kerkenraadsvergadering komt het collecteren af en toe ter sprake:

– 1751: den 13 April is op verzoek van ds. Liens door de erfgenamen geaccordeerd een tweede zakje in de kerk des zondags te doen ommegaan, tot onderhoud van de kerk en wheeme (pastorie). In 1762 is dit zogenaamde kerkenbuijltje weer afgeschaft.

– 1769: voor eerst dat voortaan de penningen ’s morgens gecollecteerd, niet ongeteld moeten gelegd worden in de Gervkamer, maar voorts na de predicatie zo wel ’s morgens als ’s middags geteld en aangetekend worden en en de geldens immediaat sluyten in een gewoone blok of kist, bij een boete van ses stuyvers bij nalatigheyd voor elk diaken. Het blok, waarin de diakonie-penningen bewaard worden zal moeten geslooten zijn met twee onderscheydende sufficante sloten, van welke de eene sleutel onder den predikant, en de tweede onder den oudsten diaken, in der tijd, berusten zal.

– Zijnde op den 4 augustus 1805 voor de eerste maal met het klink zakje voor de kerk gecollecteerd en tot den 4 mei 1806 incluijs belopende zaam F 112-5-10

– 1805: uitgegeven voor een zak om de verzamelde duiten in ’t storten F 0-4-0; voor twee nieuwe klinkzakjes en steelen, twee dito zonder steelen voor de diaconie F 16-2-8; Jan de Haas voor een bordje en knoppen in de kerk om de kerken klinkzak aan te hangen F 0-12-0.

In de consistorie van de kerk (vroeger het kerkenkamertje of garfkamer) wordt het opgehaalde geld bewaard. Het geld wordt daar ook geteld, vroeger direct na de dienst en later op een doordeweekse dag, en de opbrengsten worden netjes genoteerd. In de consistorie ligt nog een ‘verdwaald’ centenschepje, gebruikt door de diakenen en de kerkvoogden bij het geld tellen (en weer opruimen). In 1769 is er sprake van een afgesloten blok of kist, later is hiervoor een stalen kluis gekomen. Deze oude kluis heeft twee deuren, elk met een eigen sleutel. Na het openen van de tweede deur komen er drie kluizen in beeld, ook ieder met een eigen sleutel af te sluiten. Hierin werd het geld, de boekhouding inclusief allerlei waardepapieren bewaard. In 1969 is er een nieuwe, grote stalen kluis gekomen en staat de oude nog voor de sier tegen de zijwand.