Zoeken
Sluit dit zoekvak.
Vensterafbeelding het rampjaar 1672

Het rampjaar 1672

Het jaar 1672 staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als het Rampjaar. Volgens een Nederlands gezegde was ‘het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos’.

1100

1200

1300

1400

1500

1600

1700

1800

1900

Nu

Het jaar 1672 staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als ‘Het Rampjaar’. Volgens een Nederlands gezegde was ‘het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos’.
In dit jaar begint de zogenaamde ‘Hollandse Oorlog’ en wordt de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen, onder het gezag van, respectievelijk Bernard von Galen en Maximiliaan Hendrik van Beieren.

De bisschop van Munster, Christoph Bernhard von Galen, valt ons land binnen en verovert met behulp van zware mortieren en een uitstekende artillerie binnen korte tijd grote delen van Overijssel en Gelderland. Von Galen is onder andere ook uit op het herstel van de organisatie van de Katholieke Kerk in de bezette gebieden.

De oude kerken worden weer aan de katholieken teruggegeven en eredienst en zielzorg worden weer in volle vrijheid uitgeoefend. Katholieke geestelijken nemen hun taken weer op, maar dit zegt verder niets over hun gezindheid ten opzichte van de vijand.

De uitoefening van de protestante eredienst wordt trouwens niet verboden en kan veelal in particuliere of openbare gebouwen voortgang vinden. De provinciale overheid verbiedt alle priesters en predikanten de veranderde staat van zaken ter sprake te brengen. Daaraan blijken beide partijen zich in het algemeen te hebben gehouden.

Franse troepen in Kampen

Enige algemene informatie over de jaren 1672 en 1673 vinden we in de Canon van Kampen:

In juni 1672 werd Deventer veroverd door de troepen van de bisschop van Munster en uit vrees voor de gruwelen die in Deventer zouden hebben plaatsgevonden, opende Kampen evenals Zwolle de poorten voor de vijand. De Duitse troepen bleven maar kort, omdat was besloten dat de Fransen er een garnizoen zouden krijgen. Op 28 juni 1672 marcheerden zestien Franse compagnieën de stad Kampen binnen onder leiding van onderbevelhebber graaf De Gacé.

De Fransen kwamen met harde eisen. Er moest geld komen om plundering af te kopen en wel zo snel mogelijk. De schatkist van de stad was binnen de kortst mogelijke tijd leeg.

De wisseling van regime pakte voor de rooms-katholieken gunstig uit: zij konden weer openlijk hun godsdienst belijden. De Fransen eisten de Bovenkerk en de Broederkerk op voor de roomse eredienst. Ook moesten er weer katholieken in de Kamper raad toegelaten worden.

Ondertussen bleek dat de Republiek tegen de verwachting in stand hield. Vooral na de inname van Bonn door Willem III in 1673 werd het de Fransen in Kampen duidelijk dat hun verblijf maar tijdelijk was. De Fransen eisten, onder dreiging van vernietiging van de stad, f 100.000,‒. Met moeite kreeg de stad f 26.000,‒ bijeen. Voor het resterende deel gingen de Kampenaren een betalingsverplichting aan.

Op 14 december 1673 verlieten de Fransen de stad, nadat ze alsnog vele gebouwen, torens en delen van de stadsmuur vernietigd hadden.

Ondertussen in IJsselmuiden

Over deze periode is, wat IJsselmuiden betreft, maar erg weinig bekend. Kerkenraadsnotulen zijn ons niet overgeleverd, maar onderzoek in andere archieven kan in de toekomst eventueel plaats vinden. Er zijn aanwijzingen voor het feit dat de protestantse eredienst voor korte tijd moet wijken voor de katholieke eredienst. 

De rekeningenboeken van de kerkmeester en van de diakenen geven enkele aanwijzingen. Een aantal bijzondere kostenposten uit het rekeningenboek noemen we hier:

  • Jan Post, sedert die keersen gelevert                                                             F 9-0-0
  • Een coemune banck laeten maecken                                                              F 0-8-0
  • Die klepel uyt de klock gevallen weder een nieuwe leer gemaakt                     F 1-10-0
  • Die Fransen een groeve geopen daer sie een cappetien in wouwe leggen        F 0-8-0
  • Aan Jan Arentsen betaalt die wijn in kerck gehaall dis                                     F 4-7-0
  • Noch aen Jan Arentsen betaelt die wijn aan de kerk                                        F 11-2-0
  • Tot Rouvost betaalt van wijn die tot kercke gebruik is                                      F 0-16-0
  • Den 1 december twee nieuwe karck sleutels                                                   F 0-10-0
  • Jan Post heeft keersen in de kerk geleverd                                                     F 12-8-0
  • Die koster vrouwe die kerk schoene gemaeckt                                                F 6-0-0
  • een kandeler laeten maecken                                                                         F 6-12-0

 

Er wordt in vergelijk met andere jaren erg veel geld uitgegeven aan wijn en aan kaarsen. Een nieuwe kandelaar en een ‘coemune banck’ zijn overduidelijk niet door dominee Brele besteld. De klepel valt van schrik uit de klok…

Zelfs een priester wordt nu betaald, al is het niet veel: ‘Den 9 Januari 1674 aan Johannes Heelman priester tot IJsselmuiden betaald het jaar 1673 ad F 9-16-0’. Over deze priester valt verder niets te achterhalen (hooguit dat hij een nieuwe sleutel krijgt) en ook is onbekend of IJsselmuider katholieken daadwerkelijk in grote getale gebruik maken van de erediensten in de dorpskerk.

In de rekeningen van de Diaconie is te lezen dat op 8 januari 1673 geen dienst is gehouden omdat ‘de kerk is ontnomen’. Op 15 januari wordt er ‘gepredikt op het Hooge Huys’ en enkele keren wordt er ergens in Kampen gepreekt. Eigenaren en bewoners van het hooge Huijs zijn op dat moment (sinds 1664) Steven Blanckvoort toe den Hogenhuize, rentmeester van Sipculo en Albergen, en zijn vrouw Anna Sybilla van Langen. Steven overlijdt in deze roerige periode en wel op 3 september 1673. 

Op 30 november 1679 zijn zes zilveren lepels ter waarde van F 26-14-0 gegeven aan mevrouw Blanckvoort. Dit met de mededeling dat men haar erkentelijk is ‘dat de kerk mocht prediken in het Hooge Huys tijdens de Franse tijd’. Hieruit blijkt wel dat de meeste erediensten in deze periode zijn gehouden in een wat grotere kamer / zaal op de Havezate van de familie Blanckvoort.

Gevolgen van de oorlog

Eind 1673 is de oorlog zo goed als voorbij. De Republiek is financieel uitgeput en ook de materiele schade is groot. Er is sprake van veel sterfte en leed, dorpen zijn verwoest, oogsten verpest en het soepele verloop van de handel onderbroken. Ook gaan de binnenlandse én de buitenlandse politiek over de kop.

In 1674 en 1675 merken we veel achterstallige betalingen op. Of de betalingen zijn tijdens de oorlog aan katholieke instanties gedaan. Ook wordt enkele malen pacht (gedeeltelijk) kwijtgescholden vanwege geleden schade door de oorlog. In de rekeningen van het rentambt Salland der pastorie en vicarie goederen staan de volgende zinsneden: 

‘Het heeft u edele mogende belieft (bij resolutie, dat diegeen welke de pastorijen Weeme tot IJsselmuiden van de Roomsche priester in den oorlog gepacht, ende in den jaare 1674 gebruikt hebben, daarvan de pacht bij hen beloofd zullen hebben te betalen, overzulks alhier te korten, zodat deze pacht minder als de vorige bedraagt F 93-12-0.’

‘Restanten van die pastorijen en vicarien wederom in Salland en IJsselmuiden anno 1662 tot 1671 incluis waarvan die meeste debiteuren verklaren deselve aan de Roomse Priester en commissarisen in den oorlog anno 1672 en 1673 betaald te hebben. Hierbij gevoegd die restanten anno 1674, waarvan enige pachters ook niet kunnen betalen omdat het land door armoet moesten woest laten liggen.’