1100
1200
1300
1400
1500
1600
1700
1800
1900
Nu
In dit venster
Eigenlijk is er maar één oude beschrijving van het exterieur die ons is overgeleverd en dat zijn aantekeningen in een schetsboekje, gemaakt door Haasloop Werner in 1846, en een artikel dat hij aan de hand van deze aantekeningen heeft geschreven. Hij heeft de kerk gezien vóór de uitbreidingen van 1848 en van 1912. Deze beschrijving is altijd heel serieus genomen en is voor bijna iedereen die iets over de kerk dacht, zei of schreef het uitgangspunt geweest.
Heinrich Gottfried Haasloop Werner
Heinrich Gottfried Haasloop Werner werd geboren in 1792 te Kleef. Vanaf 1811 was hij beroepsmilitair. In 1825, toen hij in Kampen in het garnizoen lag, trouwde hij met Johanna van der Upwich. Ze kregen vier dochters. Zijn vrouw ging op het landgoed de Haere (van haar ouders) in Elburg wonen. In 1842, toen hij met pensioen ging, kwam hij ook definitief in Elburg wonen. Haasloop Werner was geïnteresseerd in de geschiedenis van zijn woonplaats en de wijde omgeving daarvan. Hij tekende veel gedurende zijn hele leven. Al in zijn diensttijd tekende hij soldaten. Later tekende hij o.a. kerken, klokken en klederdrachten bij zijn historisch onderzoeken. Hij overleed in 1864.
In 1846 brengt Haasloop Werner ook een bezoek aan de Dorpskerk in IJsselmuiden. Hij maakt ter plaatse een schets en een beschrijving van de kerk. Enkele onderdelen uit zijn beschrijving zijn voor ons uiterst waardevol, omdat bepaalde elementen van de kerk ná 1848 verloren zijn gegaan en Haasloop Werner heeft dit nog wel gezien en beschreven. Zijn theorieën over de verschillende bouwfasen zijn discutabel en de schetsen en opgegeven maten kloppen niet. Haasloop Werner heeft geen historisch onderzoek gedaan, maar gaat af op zijn eigen vergaarde kennis. Hij maakt ter plekke notities en een enkel schetsje, maar komt er thuis bij de uitwerking klaarblijkelijk niet meer uit. In zijn uiteindelijke artikel worden bijvoorbeeld andere maten genoemd dan in zijn schetsboek zijn terug te vinden. De tekeningen en het verhaal kloppen zodoende van geen kant en op deze manier zet hij anderhalve eeuw later Jan en alleman op het verkeerde been.
Het Schetsboek - 1846
In het schetsboek / aantekeningenschrift zien we een voorzichtige, niet afgemaakte schets met potlood. Verder een keurig afgewerkte en ingekleurde schets en een plattegrondtekening. Daarnaast een pagina met een kort verhaal over de bouwgeschiedenis van de kerk van IJsselmuiden.
Op de plattegrond en in zijn verhaal geeft Haasloop Werner drie tijdperken aan.
- Bouwfase 1 is een rechthoekig stenen kerkje, gebouwd in de elfde eeuw en 18 passen lang en 12 passen breed.
- Bouwfase 2, gedateerd in de twaalfde eeuw, is een verlenging van vier passen naar het oosten, een rechthoekige koorafsluiting met eventueel een kleine absis én de aanbouw van een toren aan de westkant.
- Bouwfase 3 is het aangebouwde koor, vermoedelijk uit het jaar 1351.
De eerste bouwfase, volgens de aantekeningen in het schrift een oblongum (rechthoek) van twaalf bij achttien passen, wordt in het artikel een gelijkzijdig vierkant gebouw van twaalf schreden lang en breed. Dat is natuurlijk al heel opmerkelijk.
Het schetsboek van Haasloop Werner bevindt zich in het Historisch Centrum Overijssel en hierin vinden wij onderstaande beschrijving van de Dorpskerk te IJsselmuiden:
IJsselmuiden. De oudheid dezer Kerk die aan St. Crispijn en Chrispinianus is toegewijd laat zich met veel zekerheid bepalen en is des te belangrijker daar het eene van die weinige is welker vensters nog in den oorspronkelijken staat zijn. Het geheele kerkgebouw met den toren is van dezelfde soort van dufsteen opgetrokken.
De oorspronkelijke kerk welke aan den toren aansluit, was een Oblongum (rechthoekig vierkant) van 18 en 12 passen waarvan de beide buitenmuren ieder door vier kleine rondboog vensters, nabij het dak geplaatst voorzien zijn en de muur van buiten slechts door platte pilasters versterkt is. In het midden van de zuidelijken buitenmuur bevindt zich eene toegemetselde deur, terwijl men later eerst eene opening in den ZW hoek onder het eerste venster heeft aangebracht.
Deze kerk toont ons uit de XI eeuw afkomstig en de koorsluiting regthoekig geweest te zijn. Eene verlenging van het gebouw heeft later met dezelfde bouwstoffen plaats gehad ter lengte van vier passen terwijl de kleine vensters in dit gedeelte met eene lancetvormige boog overspannen zijn. De uitspringende muren binnen in de kerk toonen nog aan dat ook toen het koor platgesloten was. Deze aanbouw zoowel als de lancetvormige bogen en waterlijsten aan den toren dragen de kenmerken der bouworde der XII eeuw.
Het gewelf der kerk is van hout en blauw geschilderd.
Vervolgens heeft eene tweede verlenging plaats gehad door den aanbouw van een koor van gelijke breedte als de kerk, driezijdig gesloten en van vijf ranke puntboogvensters met pilasters en een steenen gewelf voorzien en van buiten met steunbeeren verzekerd.
Aan de Noordzijde bevindt zich een aanbouw de gervenkamer.
Deze laatste vergrooting dagteekend van 1351 toen aan het kapittel der St. Labinuskerk te Deventer deze kerk werd in bezit gestelt.
De toren is aan elke zijde van drie platte paneelen met lancet vormige waterlijsten en het bovenste met een rondboog bommelgat voorzien. Dezelve is met een lage spits gedekt en bevat twee klokken. De lengte der kerk is 32 passen bij een breedte van 12½ passen.
Het Artikel - 1848
In 1848 publiceert Haasloop Werner het volgende artikel in het blad ‘Nieuw Nederlandsch Magazijn’. Exact hetzelfde artikel wordt overgenomen en gepubliceerd (op 10 juli 1848) in de Kamper Courant:
De kerk te IJsselmuiden, eertijds aan de H.H. Crispinus en Crispinianus gewijd.
De 20ste bisschop Arnulphus zou alle bouwvallige kerken in het bisdom van Utrecht herbouwd hebben, en dit komt overeen met de veelvuldige sporen van den bouwtrant uit dezen tijd, dien men op vele dorpen aantreft. Bij de invoering van het christendom waren de kerken natuurlijk noch zeer eenvoudig en klein; volgens Schad zouden de eerste van slechts één venster voorzien geweest zijn. Zelfs nog in de elfde eeuw waren ze meestal van hout, en hadden waarschijnlijk tot dien tijd toe hare eenvoudigheid behouden.
Daarna echter begonnen een aantal plaatsen te wedijveren om hare aan God gewijde tempels met meer luister op te bouwen, door welke blijken van ijver zij hare godsdienst poogden aan den dag leggen. Overal rezen toen nieuwe kerkgebouwen op, die veelal op eene grootere schaal ingerigt en op hechtere grondslagen opgetrokken werden. Men kan evenwel met eenige zekerheid vooronderstellen, dat hier reeds kort na de eerste christen-predikers enkele kerken van steen gebouwd werden, ten minste vinden wij nog gedeelten van kerken, welke uit zeer vroege tijden herkomstig schijnen te zijn.
Overblijfselen dier oudheid ontmoeten wij onder andere aan de kerk te IJsselmuiden; bij de beschouwing daarvan blijkt, dat zij aan drie verschillende tijdperken haren oorsprong verschuldigd is. Het eerste gedeelte bestond uit een gelijkzijdig vierkant gebouw, van twaalf schreden lang en breed, zonder toren, met geheel gladde muren, zeer ligte pilasters en kleine rondoverdekte ramen, welke hoog en onregelmatig geplaatst waren; (belangrijk is het dat deze vensters zich nog in den oorspronkelijken staat bevinden). De ingang was alstoen aan den zuidkant, juist in het midden, welke later toegemetselde opening nog duidelijk zigtbaar is; vervolgens werd hij bij den westgevel geplaatst.
Het koor aan de oostzijde was platgesloten, had waarschijnlijk eenen puntgevel en was van binnen met eenen houten zolder gedekt. Vervolgens is dit kerkje aan de oostzijde acht passen verlengd geworden, zoodat het een langwerpig vierkant vormde, waarvan het koor wederom platgesloten was, blijkens de inspringende muren, die van voren er nog aanwezig zijn. De aanbouw in overeenstemming met het oudste gedeelte is alleen kenbaar aan twee horizontaalplatte waterlijsten, waarvan de eene onder het dak, en de andere onder de vensters aangebragt is. De kleine vensters hebben toen eenen lancetboogvorm bekomen, volmaakt overeenstemmende met de kenmerken der twaalfde eeuw, door de Caumont en andere bouwkundigen opgegeven. De buitenmuren werden ook van platte pilasters en het geheel van een houten gewelf voorzien. Tot dit zelfde tijdperk kan men den in het westen tegen het oudste gedeelte der kerk, symetriek geplaatsten toren rangschikken, die, door zijne lancet-vormige paneelen, alsmede door de bommelgaten, duidelijk zijne herkomst uit de twaalfde eeuw aanduidt.
Een aanbouw uit het derde tijdperk is het koor, dat driezijdig gesloten is en de zelfde breedte en hoogte heeft als het kerkgebouw; het heeft echter zwaardere steunberen, vensters van puntbogen en een steenen gewelf, welks bogen op halfronde pilasters rusten, hetgeen op de bouworde der dertiende of veertiende eeuw heenwijst en doet vermoeden, dat dit koor gelijktijdig met de aan de noordzijde aangeslotene sakristy gebouwd is, welks puntgevel met een steenen kruis voorzien is. Deze aanbouw van koor en sakristy was denkelijk in het jaar 1351 reeds geschied, toen aan het kapittel der St. Lebinuskerk te Deventer deze kerk als werkelijk bezit werd toegewezen, sedert welken tijd de benoeming der pastoors ook door gemeld kapittel geschiedde. De kerk met den toren, geheel uit dufsteen opgetrokken, heeft eene lengte van 32 en eene breedte van 12 passen. Het geheele dak heeft eene gelijke hoogte, is met blaauwe pannen gedekt, en sluit met de vorst tegen de middelste waterlijst des torens aan; de toren is met leijen gedekt en van eene lage spits voorzien.
De kerk was in de roomsche tijden aan de H.H. Crispinius en Crispinianus gewijd; ook waren er twee vicaryen in, als die van St. Elizabeth en St. Martijn. Tegenwoordig wordt zij bediend door eenen predikant, onder de klassis van Kampen, en staat in de kom van het dorp tegenover het voormalige hooghuis op het hoogste gedeelte.
Eertijds was IJsselmuiden de hoofdplaats en het eerste en voornaamste drostambt van Overijssel, waar onder Ens, Genemuiden, Kamperveen en IJsselmuiden behoorden, welke drost, na die van Salland, Thwente en Volenho, zitting had ten landdage der staten van O. IJssel en een bijzonder geregt. – G.H.W.
Wat kunnen we van Haasloop Werner leren?
Zoals gezegd komen beide beschrijvingen niet helemaal overeen. Toch willen we er ons voordeel mee doen en na bestudering zijn de volgende opmerkingen interessant:
- Dat beide buitenmuren ieder door vier kleine rondboog vensters, nabij het dak geplaatst voorzien zijn.
Het gaat hier om de kleine, hooggeplaatste romaanse vensters die in 1848 zijn dichtgemetseld.
- De uitspringende muren binnen in de kerk toonen nog aan dat ook toen het koor platgesloten was.
Dit is nog steeds te zien en doet ons inderdaad denken aan een platgesloten koor vóór de uitbreiding met het huidige koor.
- Eene verlenging van het gebouw heeft later met dezelfde bouwstoffen plaats gehad ter lengte van vier passen terwijl de kleine vensters in dit gedeelte met eene lancetvormige boog overspannen zijn.
- De aanbouw in overeenstemming met het oudste gedeelte is alleen kenbaar aan twee horizontaalplatte waterlijsten, waarvan de eene onder het dak, en de andere onder de vensters aangebragt is. De kleine vensters hebben toen eenen lancetboogvorm bekomen.
Deze verlenging is in 1912 in zijn geheel weggebroken en daarom moeten we het doen met deze opmerking van Werner. In 1969 aangetroffen fundamentresten wijzen ook op een (iets latere) aanbouw van bijna 4 meter.
- Deze laatste vergrooting dagteekend van 1351 toen aan het kapittel der St. Labinuskerk te Deventer deze kerk werd in bezit gestelt.
- Deze aanbouw van koor en sakristy was denkelijk in het jaar 1351 reeds geschied, toen aan het kapittel der St. Lebinuskerk te Deventer deze kerk als werkelijk bezit werd toegewezen, sedert welken tijd de benoeming der pastoors ook door gemeld kapittel geschiedde.
Werner komt hier met het jaartal 1351, wat ons tot nu toe al heel wat onderzoek heeft gekost. Zie ook het venster over het aangebouwde koor.
- De ingang was alstoen aan den zuidkant, juist in het midden, welke later toegemetselde opening nog duidelijk zigtbaar is; vervolgens werd hij bij den westgevel geplaatst.
De foto van de Rijksdienst uit 1893 toont ons deze bouwsporen ook.
- Dat dit koor gelijktijdig met de aan de noordzijde aangeslotene sakristy gebouwd is, welks puntgevel met een steenen kruis voorzien is.
In 1848 is deze sacristie afgebroken, maar we nemen deze opmerking (wel) uiterst serieus.
- De toren is met leijen gedekt en van eene lage spits voorzien.
Dat de toren in 1846 (nog) een lage spits heeft lijkt ons niet aannemelijk, omdat diverse tekeningen van de kerk het tegendeel bewijzen.
De tekening van de kerk die Werner vervaardigt geeft ook nog enkele interessante details. We zien een zonnewijzer halverwege de toren en een kruis op het koor. Verder enkele grafzerken op het kerkhof.