Dorpskerk

Search
Close this search box.
Vensterafbeelding Uitbreiding 1848

Restauratie en uitbreiding van 1848-1849

Het kerkje van IJsselmuiden is al ongeveer 500 jaar ongewijzigd van vorm, maar in de loop van de negentiende eeuw wordt het toch echt tijd voor een flinke uitbreiding.

1100

1200

1300

1400

1500

1600

1700

1800

1900

Nu

In dit venster

Vanwege de bevolkingsgroei wordt ook het aantal kerkgangers steeds groter. Telt de Hervormde Gemeente van IJsselmuiden en Grafhorst in 1827 nog 950 zielen en in 1848 welgeteld 1258, in 1899 is dat aantal opgelopen tot 1519. Voorzichtig geschat biedt de oude dorpskerk (vóór 1848) een zitplaats aan zo’n 275 tot 300 personen. Hieruit blijkt overigens wel dat de kerkgang heel, heel erg mager is geweest.

Armoede

Helaas neemt met de bevolkingsgroei de armoede toe. De verpaupering van de arbeidersbevolking is in het eerste deel van de negentiende eeuw beangstigend. Van de bevolking in Overijssel in de periode van 1816-1840 behoort vier tot zes procent tot de thuiszittende armen. In 1852 moet de hervormde diaconie gedurende korte of lange tijd voor 143 bedeelden zorgen en in 1861 voor 183 bedeelden. Dit betekent, dat meer dan tien procent van de leden van de hervormde gemeente in die jaren leeft van de diaconie.

Ter illustratie het volgende. De Kerkvoogden leggen rond 1830 aan het Provinciaal College van Toezicht uit dat er maar heel weinig plaatsengeld binnen komt. Het gaat hier om de zitplaatsenverhuur. Ze schrijven dat gemeenteleden ‘ook met de beste wil niet kunnen betalen, vooral niet in deze jaren waarin men hier algemeen de allertreurigste gevolgen van de overstroming van 1825 ondervindt’. Slechte opbrengsten van weide- en hooiland, bedorven bouwgronden, de russchen verdwenen en de twiegwaarden in een kwijnende en stervende toestand, alsmede het turven in de Koekoek verboden. Zouden gemeenteleden gedwongen worden om plaatsengeld te betalen, dan bestaat de kans dat zij in Kampen gaan kerken (waar ruimte genoeg is), zodat óók nog de collecteopbrengsten gemist zullen gaan worden.

Voorbereidingen

In de jaren veertig van de negentiende eeuw wordt steeds vaker vergaderd over de noodzaak van groot onderhoud én een mogelijke uitbreiding van de kerk. De plannen krijgen vorm, maar duidelijk is dat de benodigde financiële middelen van buiten moeten komen. De Kerkvoogden zullen subsidie(s) moeten aanvragen.

Een klein bedrag zal de hervormde gemeente zelf kunnen ophoesten. Als eind 1845 de begroting voor 1846 wordt ingediend bij het Provinciaal College van Toezicht, wordt vermeld: ‘Ter toelichting hierop kan hierbij opgemerkt worden dat door Kerkvoogden is goed gevonden, wanneer aan de gewenschte vergrooting van de Kerk en Pastory een gunstig gevolg mogt gegeven worden, hiertoe eene som van f 300,- bij te dragen.’

Een jaar later wordt dit opnieuw vermeld als toelichting bij de begroting voor 1847. Er is immers nog geen sprake van de voorgenomen werkzaamheden.

Op 14 januari 1847 schrijven de Kerkvoogden een brief aan de Provinciale Synode, als antwoord op een aantal vragen naar aanleiding van de aangevraagde subsidie ‘tot herstelling van kerk en pastory’.

In de eerste plaats wordt uitgelegd dat de 300 gulden eigen bijdrage wordt onttrokken aan het positieve saldo en niet zal worden bijeengesprokkeld middels vrijwillige bijdragen van gemeenteleden.

Ten tweede volgt een verklaring waarom in 1846 (toch) 400 gulden is uitgegeven aan onderhoud van de kerk. De gewenste restauratie laat namelijk té lang op zich wachten en dat deed Kerkvoogden besluiten om de allernoodzakelijkste gebreken ‘ter voorkoming van onheilen – hoewel hieronder niet begrepen is een gedeelte der kerk, waarin de predikstoel staat en hetwelk dreigt in te storten – te doen herstellen’.

Dan volgt (al weer) een uiteenzetting over de armoe van de gemeente IJsselmuiden. Onze kerk zal het moeten hebben van een subsidie en zal geen lening aan kunnen gaan. Voor rente en aflossing is echt geen geld. ‘Het meerdere onderhoud dier gebouwen na uitbreiding’ zal al genoeg gaan kosten.

Kerkvoogden nemen de vrijheid om de belangen van de Gereformeerde Gemeente van IJsselmuiden dringend aan te bevelen, hopende dat het gedane verzoek om geldelijke ondersteuning aan de Synode ‘met eenen gewenschte uitslag moge bekroond worden’.

De Kerkvoogden schrijven half februari 1848 een brief aan de Gedeputeerde Staten van Overijssel en geven hierin aan niet bij machte te zijn om het bedrag van f 5980,- (volgens advies van ‘den Heer Ingenieur van de Waterstaat dezer Provincie’) uit eigen fondsen op te hoesten. Verder schrijven ze dat: ‘de Kerkvoogden, op daartoe gedane aanvrage hebben mogen slagen, om van Zijne Majesteit, onzen geëerbiedigden Koning uit ’s Rijkskas en van de Hoog Eerwaarde Synode der Hervormde Kerk, uit het fonds der noodlijdende kerken, reeds kunnen ontvangen de somma van f 5000,-.’ 

In het archief van de Synode is te vinden dat er in 1847 en 1848 aan ‘21 Binnenlandsche Gemeenten’ bijna f 22.000,- wordt uitbetaald, waaronder een bedrag van f 2.500,- aan de kerk van IJsselmuiden. De andere helft komt dus van Zijne Majesteit. De Kerkvoogden hebben zelf driehonderd gulden kunnen afzonderen, dus het uiteindelijke tekort bedraagt f 680,-. Aan Gedeputeerde Staten wordt in deze brief een bijdrage van vierhonderd gulden gevraagd.

Kerkvoogden zijn er maar druk mee. In de kerkenraadsnotulen – in deze periode trouwens zeer summier – lezen we dat er op 26 mei 1847 visitatie van de kerkenraad is geweest. Het verslag(je) luidt: ‘alles naar wensch bevindende, uitgenomen dat het kerkgebouw in slechte staat zich bevind, waarvan notitie aangetekend werd…’

Onderhoud en uitbreiding

Inmiddels zijn er al verschillende voorbereidingen in gang gezet en de heren gaan er vanuit dat het nu met de financiën wel goed zal komen. In de zomer van 1848 wordt aan de restauratie en uitbreiding begonnen en deze klus zal uiteindelijk wel ongeveer een jaar duren. Naast het werk aan de kerk, zal ook de pastorie aan de Dorpsweg worden vergroot en opgeknapt.

De verbouw en uitbreiding is uitgevoerd onder directie van Rijkswaterstaat en onder toezicht van P. de Waal uit Kampen. De kerk wordt uitgebreid aan de noordzijde met een flinke aanbouw (transept), waardoor volgens velen aan het karakter van het oorspronkelijke Romaanse kerkje grote afbreuk wordt gedaan. Het werk wordt uitgevoerd door de plaatselijke aannemer Gerrit Felix (1793-1849). Bij de vergroting van de kerk verleent de gemeente IJsselmuiden, geadviseerd door de Kamper stadsarchitect N. Plomp, aan de kerkvoogden toestemming om een ingang door de westkant van de toren te maken. Wel moeten de kerkvoogden ervoor zorgen dat de toren, eigendom van de burgerlijke gemeente, wordt voorzien van twee ankers. Dit is vanwege de dan al aanwezige scheuren in het muurwerk. Hiervoor worden twee (met acanthusbladeren behakte) trekbalken, afkomstig uit het schip van de kerk, gebruikt.

Tevens worden de Romaanse raampjes vervangen door grote en meer licht gevende gietijzeren ramen, zoals wij die nu nog kennen links- en rechts naast het orgel.

Aannemer / timmerman Gerrit Felix overlijdt nog tijdens de werkzaamheden aan de kerk, op 18 februari 1849. Hij is de grootvader van Gerrit Felix, geboren in 1839, koster van de Dorpskerk van 1857 tot en met 31 december 1912.

Voor de uitbreiding van de kerk is uiteraard ruimte nodig. Dit zal ten koste gaan van het kerkhof om de kerk. Maar ook hiervoor is een oplossing bedacht en dat wordt in een brief aan het gemeentebestuur uitgelegd.

IJsselmuiden, september 1847

De Kerkvoogden der Herv. Gem. te IJsselmuiden geven bij dezen aan het Edel Achtbare gemeentebestuur derzelver gemeente, met de meeste hoogachting te kennen, dat bij de ophanden zijnde verbouwing en vergrooting van het Kerkgebouw den hoofdingang tot dezelve kerk het gevoeglijkste ter bevordering van goede bouworde en aanzien, zowel uiterlijk als inwendig, door den kerktoren kan gemaakt worden, zonder dat denzelve hierdoor eenig nadeel wordt toegebragt; doch daar deze de eigendom der burgerlijke gemeente is, zoo verzoeken Kerkvoogden van het gemeentebestuur vrijheid, om den toren tot bovenbedoeld einde te mogen gebruiken, terwijl zij zich voornemen de muur om het kerkhof, welke in eenen zeer slechte toestand is, te doen vernieuwen of herstellen.

Bovendien moeten Kerkvoogden het gemeentebestuur doen opmerken, dat de vergrooting van het Kerkgebouw niet kan plaats hebben, zonder eenige ellen gronds van dat gedeelte van het kerkhof, hetwelk een afzonderlijk eigendom van de kerk is, hiertoe te gebruiken om te betimmeren; evenwel moet dit niet als eene verkleining van de begraafplaats aangemerkt worden, dewijl door deze verandering ook weder andere gedeelten gronds thans buiten gebruik, als niet geschikt zijnde, tot begraving dienstbaar gemaakt worden: te meer nog, daar door de te doene ophooging en gelijkmaking van het achterste of laagste gedeelte der begraafplaats dezelve niet alleen eene lang gewenscht voordeel de verandering, maar ook eene wezenlijke verbetering zal ondergaan, omdat alsdan op dat gedeelte een groot getal lijken meer dan tegenwoordig zal kunnen begraven worden, zonder genoodzaakt te zijn derzelve in graven, gedeeltelijk met water gevuld, en waardoor dikwijls zoovele onaangenaamheden voortkomen, te doen zetten; redenen waarom hopen van wege het gemeentebestuur, zoo door inwilliging van het bovengedane verzoek, als door het uit den weg ruimen van aanmerkingen op het laatste, zoo dezelve als klagten aan het gemeentebestuur mogten gerigt worden, ongehinderd de verbouwing en vergrooting van het Kerkgebouw te kunnen doen aanvangen, voortzetten en ten einde brengen.

Het Kollegie van Kerkvoogden

Omdat de in het midden van de negentiende eeuw in Nederland gebouwde kerken in beginsel onder toezicht en in een aantal gevallen volgens ontwerp van de ingenieurs van het Ministerie van Openbare Werken en Waterstaat worden gebouwd, krijgen zij de bijnaam ‘Waterstaatskerken’.

Waterstaatskerk is de benaming voor Nederlandse kerkgebouwen die tussen 1824 en 1875 met financiële steun van de landelijke overheid werden gebouwd. Het ontwerp en de bouw van dergelijke kerken was onderhevig aan de goedkeuring en controle door ingenieurs van het ministerie van Waterstaat. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht is het begrip Waterstaatskerk niet verbonden aan een bepaalde bouwstijl. Het gaat uiteraard niet alleen om nieuwbouw, maar ook om verbouw en/of uitbreidingen. Hiervoor geldt hetzelfde.

Ook de uitbreiding van de Dorpskerk van IJsselmuiden vindt in 1848/1849 plaats onder leiding van de Waterstaat. In het archief van de Waterstaat, dat bewaard wordt in het Historisch Centrum Overijssel te Zwolle, bevinden zich twee ‘plattegrond tekeningen’ en een ‘Begrooting van kosten wegens het aanbouwen van een halfkruis aan de noordzijde van de kerk met eenige verbeteringen aan het kerkgebouw’. Ook vinden we daar formulieren en gegevens betreffende de openbare inschrijving.

Krant No.1131 13 April 1848

‘Op Vrijdag den 28 April 1848 des voormiddags te 12 uren, zal, onder nadere goedkeuring, door den Heer Staatsraad Gouverneur van de Provincie Overijssel of door een daartoe gecommitteerd lid van Heeren Gedeputeerde Staten, in bijzijn van den Heer Hoofd‐Ingenieur van den Waterstaat in dat gewest, aan het lokaal van het provinciaal Gouvernement te Zwolle worden aanbesteed: Het vergrooten door het aanbouwen van een half kruis aan de noordzijde van de Hervormde gemeente te IJsselmuiden, het doen van eenige verbeteringen aan het oude kerkgebouw en het vergrooten der Pastorie aldaar.’

Deze aanbesteding zal geschieden bij inschrijving en opbod. Het bestek waarop de bovengenoemde aanbesteding zal plaats hebben, zal ‘met de teekening ter visie leggen te Kampen bij Groenewoud voor de brug, terwijl het bestek verder zal voorleggen te Zwolle aan het provinciaal Gouvernement en bij Scheuer voor de Kamperpoort, te Deventer bij R. Kiesbrink aan de Stroomarkt. Terwijl verdere informatien te bekomen zijn bij den Heer Hoofdingenieur van den Waterstaat J.W. De Thomeze te Zwolle en den Ingenieur De Quartel te Kampen, en op den 3den dag voor de besteding de noodige aanwijzingen in loco zullen geschieden. Zwolle, den 8 April 1848. De Staatsraad Gouverneur voornoemd, G.J. Bruce.’

Uit het archief van de Waterstaat

In het archief bevindt zich ‘het Proces Verbaal van de Openbare Aanbesteding van Het vergrooten door het aanbouwen van een halfkruis aan de noordzijde van de kerk der Hervormde Gemeente te IJsselmuiden, het doen van eenige verbeteringen aan het oude kerkgebouw en het vergrooten van de pastorie aldaar.’

Op vrijdag 26 mei 1848 zijn de ingeleverde inschrijfbiljetten geopend en de laagste inschrijver wordt het werk gegund. Het betreft Gerrit Felix uit IJsselmuiden, die voor f 5479,- heeft ingeschreven.

Verder vinden we in het archief de ‘Begrooting van kosten’ dat een aardig inkijkje geeft.

‘Begrooting van kosten wegens het vergrooten door het aanbouwen van een halfkruis aan de noordzijde van de kerk der Hervormde Gemeente te IJsselmuiden met eenige verbeteringen aan het oude kerkgebouw.’

Onder andere:

  • Voor het wegbreken der oude consistoriekamer, het lijkhuisje, het gedeelte der oude kerkmuur en daar op rustende kap
  • allerlei stenen, kalk enz. enz.
  • 12 stuks ijzeren ramen hoog 3.10 en breed 1.10 el die f 20,- per stuk kosten
  • Voor de 12 stuks nieuwe ijzeren ramen te stellen 12 stuks Bentheimer steenen dorpels
  • 32 strekkende ellen greenen muurplaat
  • zuiver zand gebruiken voor in de fundamentsleuven en verder de stenen die vrijkomen vanwege de afbraak gebruiken voor de fundamenten
  • door het ruim der kerk te plaatsen: 5 stuks ijzeren ankers van 10 ellen lang
  • 3200 stuks blaauwe pannen ad f 30,- per 1000
  • aan te brengen tegen het plafond: 100 vierkante ellen 25 streeps vurenhout
  • voor kap, zolder, dak heel veel hout enz. enz.
  • voor het opnemen der oude zerken, het egaliseren en zuiveren der grondslag in het oude en nieuwe kerkgebouw
  • 1900 stuks blaauwe baantegels te leggen in kalkmortel
  • de grondslag rondom het oude en nieuwe kerkgebouw te egaliseren
  • voor het ruim der kerk te leveren en te plaatsen 100 strekkende el nieuwe vuren zitbanken ad f 5,- per strekkende el
  • voor het greenen doophek f 25,-
  • 19 stuks voetbankjes

Reparatien in het oude kerkgebouw:

  • het daarstellen in den toren tot hoofdingang der kerk een deurkozijn met paneelen, deuren, draai en sluitwerk
  • voor het in order brengen van het muurwerk in het portaal
  • voor de hoofdingang eene stoep en straatje te maken van voorhanden materialen
  • het maken van een nieuwe zolder in het portaal met bijlevering van een ladder
  • een greenen binnendeurkozijn te vernieuwen in de kerk bij de galerij
  • de oude galerij wegbreken, de oude banken slopen en hiervan het houtwerk te gebruiken tot de banken in het koor, tusschenschotten enz. op orde en aanwijs der directie
  • de openingen der oude lichtramen en nissen, deurkozijns enz. zuiver digt te metselen en te berapen
  • het verplaatsen der predikstoel
  • 140 vierkante ellen van het oude plafond te bekleden met vurenhout
  • in het koor aan te brengen een ijzeren anker, niet langer als de overige
  • de buitenmuurwerken schoon te maken, de scheuren digt strijken en weder netjes invoegen
  • het verven van het houtwerk, zoo binnen als buiten en menien van het ijzerwerk

Nieuwbouw en reparaties al tezamen begroot voor f 3947,42

Helaas is er ook juist betreffende de periode rond deze uitbreiding van de kerk een flink hiaat (1806-1857) in de rekeningenboeken van de Kerkvoogdij, zodat gespecifieerde informatie niet voor handen is. Ook een bestek ontbreekt, zodat we het met deze begroting moeten doen. Het is soms puzzelen om er achter te komen welke werkzaamheden nu wel, niet, hoe en waar zijn uitgevoerd.

Twee tekeningen, behorend bij deze verbouwing, zijn ons overgeleverd. In beide gevallen wordt alleen de gewenste situatie getekend. Wel worden wijzigingen aan bestaande delen door middel van stippellijnen (komt te vervallen) of rode lijnen (nieuwe elementen) weergegeven. Daardoor geven de tekeningen toch ook aanvullende  informatie over de vroegere situatie. In beide gevallen is de tekening niet gedateerd. Toch kan op basis van de weergegeven nieuwe situatie wel een chronologie worden bepaald. Op de eerste tekening (RWS 1110) wordt de hoofdtoegang in de noordgevel van de uitbreiding gepland en wordt uitgegaan van het oude bankenplan met banken langs de gevels. De tweede, daadwerkelijk uitgevoerde versie (RWS 1107) geeft de nieuwe toegang in de westgevel van de toren weer en een gewijzigd bankenplan. Deze tekening komt ook overeen met hiervoor genoemde begroting.

 

Inventarisnummer RWS 1110 – ‘Platte Grond Teekening der Gereformeerde kert te IJsselmuiden’

Onder de titel wordt vermeldt: ‘de rode lijnen duiden de projectvergroting en verbetering aan.’

Op deze tekening twee doorsnedes over de uitbreiding en een zijaanzicht (oost) van de aanbouw.

Op de tekening op nummer 1110 is de oude indeling van banken geschetst en zijn de plaatsen van de romaanse vensters aangegeven. Vijf in de zuidmuur en twee in de noordmuur. Aan deze zijde is namelijk al de aanbouw getekend.

De nieuwe toegang wordt op deze tekening in de noordgevel van de nieuwe aanbouw gepland.

In het koor zien we ook slechts vijf spitsboogvensters, iets wat Haasloop Werner ook al aangeeft. Aan de noordkant zijn namelijk geen vensters. Ook ontbreekt daar één steunbeer.

In dit plan komt de inspringende muur aan de noordzijde bij de overgang tussen het schip en het koor te vervallen. Aan de zuidzijde blijft de muur wel gehandhaafd en sluit het hek van de dooptuin erop aan.

De oude sacristie moet worden weggebroken om ruimte te maken voor het nieuwe transept. Het is in eerste instantie het idee om de achterste meters van het koor af te timmeren en als consistorie te gaan gebruiken, maar blijkbaar is er later toch voor gekozen om een nieuw kamertje te bouwen, buiten aan het koor. Kleiner maar wel ongeveer op de zelfde plek als de voormalige sacristie. De nieuwe consistorie wordt echter op geen van beide tekeningen weergegeven.

 

Inventarisnummer RWS 1107 – ‘Teekening van het aan te bouwen halfkruis aan de Hervormde Kerk in het dorp IJsselmuiden’

Deze tekening komt overeen met de begroting en betreft de uitgevoerde situatie en toont de plattegrond van de gehele (uitgebreide) kerk, twee dwarsdoorsnedes, een tekening van de nieuwe hoofdingang (in de toren) en de westgevel van de uitbreiding.

Op de tekening op nummer 1107 zijn de plaatsen van de twaalf nieuwe ijzeren ramen aangegeven, zes in de oude muren en zes in de nieuwe aanbouw. Ook wordt op deze plattegrond de indeling van de nieuwe banken aangegeven en de nieuwe plaats voor de kansel . In het koor zien we nu een zesde venster en een nieuwe, extra steunbeer gerealiseerd (aan de noordkant).

Herinneringen

Dit bedehuis is vergroot en vernieuwd in de jaren 1848 en 1849.

Rietveld Creijgton, Predikant.

Kerkvoogden

Koetsier / H. Pelleboer  /  H. Gols  /  H. de Haas  /  J. van Delden  /  J. van de Kamp

Hoogenkamp, kerkelijk ontvanger

 

Bovenstaande tekst staat op een gedenksteen uit 1849, die in 1912 opnieuw is aangebracht in de hal van het noordelijk transept. Een mooie herinnering!

Op de tekening (nummer 1110) is de oude indeling van banken geschetst en zijn de plaatsen van de romaanse vensters aangegeven, evenals de vijf vensters in het koor. Zo maar even een herinnering aan het kerkje van voor 1848 en dus zeer waardevol.

De kerkvoogden moeten er voor zorgen dat de toren wordt voorzien van twee ankers. Hiervoor worden twee (met acanthusbladeren behakte) trekbalken, afkomstig uit het schip van de kerk en nu overbodig, gebruikt. Door dit hergebruik beschikken we nu over een tastbare herinnering aan de rijkelijk versierde trekbalken uit de oude situatie.