Dorpskerk

Zoek
Sluit dit zoekvak.
Vensterafbeelding Blikseminslag 1626

Blikseminslag 1626

De kerk en de toren worden in het voorjaar van 1626 getroffen door de bliksem. Er wordt gesproken over ‘hare kerke ende tooren door de donder beschadigt…’

1100

1200

1300

1400

1500

1600

1700

1800

1900

Nu

In dit venster

Blikseminslag was (en is) de belangrijkste oorzaak voor branden in kerktorens, zo ook in IJsselmuiden in het voorjaar van 1626. Er wordt gesproken over ‘hare kerke ende tooren door de donder beschadigt…’  In hoeverre er naast deze inslag schade is geweest door stormgeweld en/of een brand, weten we niet. Brandsporen of dergelijke aanwijzingen komen we nu in ieder geval niet meer tegen en boven in de toren bevinden zich (zoals gezegd) nog oude balken, onbeschadigd en onverbrand. Wellicht is de grootste schade juist wel te vinden geweest aan het kerkdak en aan het schip van de kerk.

Bijdragen in de herstelkosten

De omvang van de schade is niet uit de archiefstukken af te lezen. Wel moest voor het herstel een subsidie worden aangevraagd bij Ridderschap en Steden (de Staten van Overijssel) voordat tot herstel kon worden overgegaan. 

In het statenarchief lezen we – de dato 1 juni 1626 : ‘Op het regest van de erfgenamen en ingesetenen van IJsselmuiden, verzoekende subsidie tot reparatie van hare kerke ende tooren door de donder beschadigt zijnde. Sal bij de gedeputeerden hierinne na gelegenheit worden gedissoneert.’

En op 9 sept 1626: ‘Dewijl tot reparatie der kerken van IJsselmuiden, Olst, Ommen ende Blankenham, sub fidem, worden versocht, sullen sich die gedeputeerden opte gelegenheit van dien informeren.’

In hetzelfde archief, maar dan in de Rekeningen van de rentmeesters der pastorie- en vicariegoederen in Salland vinden we enige jaren later: 1631 ‘Aan die kerkmeester van IJsselmuiden betaald uit kracht van haar acte tot reparatie van haare kerk F 400,-’

Provisorisch herstel?

Dit herstel heeft vele jaren geduurd, blijkens de bewaard gebleven rekeningen van de Kerkmeester in het ‘Rekeningenboek van de Erfgenamen’. Vandaar dat we vermoeden dat de ergste schade eerst provisorisch is verholpen en dat er vanaf dat moment is nagedacht over, gespaard is voor en uitvoering gegeven aan een grootse restauratie. 

In het rekeningenboek wordt ergens in 1630 of 1631 (zonder datum) geregistreerd, dat er vanwege de voorbereidingen ten aanzien van de restauratie: ‘Over het besteck van de kercke met mr. Henrick timmerman gebesioneert voor oncosten gedaen   0-4-0   Item noch om seecker besteck op te nemen verteert met mr. Hendrick, mr. Andrees ende andere timmerluyden   1-5-0’.

Verhoging van het kerkdak

Er zijn tijdens dit herstel elementen toegevoegd aan het exterieur zoals wij die nog kennen. De belangrijkste verandering is, dat het oorspronkelijk Romaanse dak spitser wordt gemaakt. De aftekening van de oorspronkelijke lagere daklijn is nog goed te zien links en rechts van de toren en ook vanaf het gewelf boven het orgel is de oude daklijn duidelijk waar te nemen in de torenwand. Het koor van tufsteen wordt ongeveer één meter verhoogd met baksteen en het schip, op dezelfde manier, ongeveer een halve meter. Het dak over het schip én het koor worden dan in ieder geval één geheel, dus over de hele lengte even steil en even hoog. Misschien heeft de toren in deze periode ook wel een hogere spits gekregen, ter vervanging van een lagere spits of wellicht zelfs van het originele romaanse zadeldakje. 

In 1631 zal deze verhoging van het dak daadwerkelijk hebben plaats gevonden, want op 12 september wordt in het rekeningenboek opgetekend: ‘voor die meyboom ande timmerluyden tot een halve tonne biers   3-15-0’. Het hoogste punt is bereikt en de meiboom wordt opgericht en versierd, als symbool van de hoop dat de nieuwbouw net zo groot, sterk en stabiel mag worden als de boom. 

Er zijn ‘achtduisent moppen’ aangeschaft en aangevoerd. Dit zullen ongetwijfeld de rode bakstenen zijn, waarmee het koor en het schip zijn verhoogd.

In 1633 wordt er ook nog eens betaald voor een vracht van 2000 stenen en een vracht van 2500 stenen. Het is niet duidelijk waar deze voor zijn gebruikt, al wordt er wel vermeld: ‘so ande kercke gegaen is’. De woorden moppen en stenen worden (tot het eind van de zeventiende eeuw) door elkaar gebruikt. Daarna komen we het woord moppen niet meer tegen. 

1650: gehaelde moppen oude geele steen gebruickt tot het karckhoff

1661: Hendrik Jaspersen voor 300 Isselmoppen

1691: aan Willem Brunier betaald voor 1000 grouwe IJssel moppen 

In de kerk wordt een houten tongewelf aangebracht en voorzien van met acanthus bladeren versierde trekbalken. Het is niet helemaal duidelijk of dit project nu, met het verhogen van het dak, wordt uitgevoerd, óf dat dit pas rond 1668 is gebeurd. Dit tongewelf wordt blauw geschilderd en is in 1839 nog in de hoeken hersteld, maar helaas is dit tongewelf bij de uitbreiding van de kerk in 1848/49 verloren gegaan. 

Wordt in september 1631 een meiboom opgericht, in december worden de eerste dakpannen betaald.  

Arent Pannebacker den 20 decembris 1631 reeckeninge vande pannen betaelt  53-4-0

Item noch ande selve op reeckeninge betaelt 61-12-0

Den 22 february 1632 aen Jan Eckelboom betaelt van geleverde pannen  65-0-0

Item noch an Arent Pannebacker van geleverde pannen ande kercke betaelt  85-0-0

Financiering van reparaties en onderhoud

Afgezien van de zojuist genoemde subsidie van Ridderschap en Steden wordt het onderhoud aan de kerkelijke gebouwen doorgaans betaald door de Erfgenamen van IJsselmuiden en keurig vermeld in het rekeningenboek. In de periode 1630 tot 1645 worden extreem veel onkosten gemaakt in verband met de grote reparaties aan de kerk en de toren. Onder andere lezen we in het Rekeningenboek van:

bestek op te nemen

vracht van acht duizend moppen

63 tonnen kalk

Steenmanden

aan Jan Leijendekker betaald

aan Willem Timmerman honderden guldens betaald

Arent Pannebacker betaald voor dakpannen

Hermen Otten Smidt meer dan 100 gulden betaald

betaald aan mr Henrich Joesten messelaar

nieuw glas en stoppen der glazen

een halve tonne biers voor de metselaars

aan Jan Cornelis Slootmaaker van geleverde ijzerwerk

betaald aan loot

betaald voor een dag arbeidsloon om de bancken in de kerk to maken    enz. enz.

 

En soms komt er geld binnen uit een onverwachte (maar welkome) hoek…

18 april 1635 – In het gerecht verschenen jonker Albert ter Helle, burgemeester van Kampen, Wessel Toenis, burgemeester van Grafhorst en Gerlich Janssen, geërfden van IJsselmuiden en kerkmeesters in de kerk van IJsselmuiden.

En hebben verklaard aan Catharina Henrix weduwe van wijlen Frans Wijcherssen te Kampen verkocht te hebben een jaarlijkse rente van 50 goudguldens. De rente moet elk jaar op Petri Ad Cathedram betaald worden. De rente komt uit het kerkenland van drie morgen, begrensd ten oosten jonker Roloff van Ingen, ten westen joffer Arnolda ten Bussche de weduwe van burgemeester Craght Glauwe, ten zuiden jonker Otto Gansneb genaamd Tengnagel en ten noorden de ontvanger Christopher. De jaarlijkse rente met een hoofdsom van 1000 goudguldens is bedoelt ter reparatie van de kerk, predikants- en kostershuis.

Schout: Jacob Joncker. (Bron: ORA IJss inv.nr. 10)