Dorpskerk

Zoek
Sluit dit zoekvak.
Vensterafbeelding Bijbel en psalmen

De Bijbel, psalmen en psalmborden

Belangrijke onderdelen in de eredienst. Er wordt gelezen en gepreekt vanuit het ‘onfeilbaar Woord van God’ en we zingen psalmen en geestelijke liederen.

1100

1200

1300

1400

1500

1600

1700

1800

1900

Nu

In dit venster

Op een kansel in de kerk ligt een opengeslagen kanselbijbel. Rondom het Woord van God zijn de gemeenteleden bijeen gekomen. Vanuit deze Bijbel wordt gelezen en gepreekt. Ook worden er liederen gezongen, met name uit het eeuwenoude boek van de psalmen, wat ook woorden van God zijn. Zo spreekt Hij tot ons!

De Bijbel

In de kerkelijke rekeningen komen we (tenminste) drie maal de vermelding van de aanschaf van een Bijbel tegen. In 1651 wordt een echte Statenbijbel gekocht. Waarschijnlijk heeft men tot die tijd uit een andere, oudere Bijbelvertaling gelezen. Er zijn namelijk al eerder Bijbels in het Nederlands verschenen, zoals de Delftse Bijbel (1477), Liesveldtbijbel (1526), de Biestkensbijbel (1560) en de Deux-aesbijbel (1562), maar dat zijn vertalingen van vertalingen en vaak incompleet.

Nu is dan toch ook de kerkenraad van IJsselmuiden zover om gebruik te gaan maken van de nieuwe vertaling! Het gaat om een Statenbijbel, uitgegeven vanaf 1637.

In de rekeningen van de erfgenamen lezen we in het jaar 1651: ‘Aen Peter van Wijringen betaelt voor een bijbel van de nieuwe oversettinge inde kerck gecoemen F 18-9-0’. Voor 18 gulden en 9 stuivers is deze Bijbel gekocht bij Pieter Hendricks van Wieringen, boekdrukker ‘in de Broederstraet te Kampen’. Helaas is dit eerste exemplaar niet bewaard gebleven.

Voor de Staten was het zaak de nieuwe vertaling ingang te doen vinden. Zoals bij elke verandering moest ook nu de nodige weerstand overwonnen worden: bevatte de oude vertaling niet alles wat voor de zaligheid van node was? Had men al die jaren soms over een valse Bijbel beschikt? Dit was toch slechts een onnodige nieuwigheid, waaruit meer kwaads dan goeds zou voortkomen?!

Gelderland was het gewest waar de invoering de meeste tijd heeft gekost. De Gelderse synode had in 1638 bepaald, dat men overal de nieuwe vertaling met de meeste sachticheyt en discretie in gebruik zou doen nemen. In de steden verliep de vervanging vlot, maar op het platteland was het enthousiasme beduidend geringer.

De remonstrantse dichter Jacob Westerbaen liet in 1655 duidelijk merken dat hij weinig waardering kon opbrengen voor het werk van de statenvertalers. Zo schreef hij: ‘maer al sijn de woorden aldaer duytsch [= Nederlands] so valt even-wel de sin der selver op veele plaetsen duyster, omdat het Hebreeusch-duytsch, of verduytscht Hebreeusch, dat om de eygene maniere van spreecken in die taele als het van woord tot woord is vertaelt noch wel duyster blijven kan, ende so valt het daer benevens noch veeltijds swaer te kunnen uytvinden hoe hier en daer den text aen een hanght.’ Volgens Westerbaen waren de statenvertalers dus te dicht bij het Hebreeuws gebleven, waardoor moeilijk te begrijpen Nederlands was ontstaan. De dichter vertolkte echter het gevoelen van een minderheid. Verreweg de meeste mensen waren blij met deze “getrouwe overzetting”.

Bron: www.statenvertaling.net

In 1738 wordt het tijd voor een nieuwe Bijbel. De reden kan zijn dat de kanselbijbel vanwege slijtage bijna onbruikbaar is geworden. In dezelfde rekeningen van de erfgenamen lezen we: ‘1738 den 2 Januari door zijn hoog wel geb. gestr. de heer Reindert Adriaen Gansneb Genaemd Tengnagel tot het Hooge Huijs, landdrost van IJsselmuiden, gegeven een nieuwe Bijbel in folio op de IJsselmuider predicstoel in de kerk’. Ook dit geschonken exemplaar is dus wellicht niet bewaard gebleven.

In de resoluties van de Binnenerfgenamen van 1760 komen we de volgende vermelding tegen: ‘Den 10 augustus 1760 zijn de erfgenamen van Isselmuiden binnen Campen op den raadhuise vergaderd geweest. Alwaar door de heer markenrigter Verhagen sijnde voorgedragen het versoek van den predikant Duircant ten einde in desselfs pastori wierde gemaakt een regenbak (…) als meede om een ordinaire bibel in folio te willen kopen om op de predikstoel te worden gebruikt.’ Dit kan de huidige kanselbijbel zijn, die op het moment van aanschaf dan al meer dan 70 jaar oud is. Het kan ook de Bijbel zijn die nu op de tafel in de kerk ligt. Deze Bijbel is namelijk van 1741.

Op de kansel ligt al vanaf de Reformatie een opengeslagen Bijbel, accentuerend de prioriteit van de Woordverkondiging. De huidige kanselbijbel is een uitgave uit 1682 van de uitgever Marcus Doornick te Amsterdam en de drukkerij van Hendrick en Jacob Keur te Dordrecht. ‘Acte van authorisatie: Dordrecht 10 januari 1682’ met de handtekening van doctor Herman van den Honert.

Deze Bijbel werd in de nacht van vrijdag 13 op zaterdag 14 januari 2006 uit de kerk gestolen en dezelfde zaterdagmiddag zwaar beschadigd in een nabij de kerk gelegen vijver terug gevonden. Of de Bijbel ooit weer op de kansel zou kunnen komen werd sterk betwijfeld. Toch is het gebeurd. De Bijbel is voor €. 6.500,00 (mogelijk gemaakt door verzekeringsgeld en sponsoren), gerestaureerd door Jan Sterken uit Beekbergen, ondersteund door het advies van de deskundigen van het Bijbels museum te Amsterdam. De gerestaureerde Bijbel ligt sinds 13 juli 2008 weer op de kansel.

Op de tafel, voorin de kerk, ligt ook een Statenbijbel. Deze is gedrukt in 1741 en is een wat kleinere en minder fraaie uitgave.

In de kerk van Grafhorst (in gebruik van 1962 tot en met 2020) lag een kanselbijbel die handmatig is getekend in 1639 door Barend Langenes, ‘aan wien de Staten, bij resolutie van den 10den junij 1637, het waarmerken der uit te geven exemplaren van de nieuwe bijbelvertaling opdroegen’.

Het zou een geschenk zijn van ouderling Doorn (vader van koster Herman Doorn) bij de ingebruikname van de nieuwe kerk.

De Statenvertaling (of Statenbijbel) is de eerste officiële Nederlandstalige Bijbelvertaling, die rechtstreeks uit het oorspronkelijke Hebreeuws, Aramees en Grieks werd vertaald. De opdracht voor de vertaling werd in 1618 gegeven op de Synode van Dordrecht; de Staten-Generaal werd gevraagd de vertaling te betalen.

De Staten-Generaal gingen pas in 1626 akkoord met het verzoek van de synode, waarop de vertalers aan de slag konden. Het vertaalwerk gebeurde in Leiden. In 1635 was de Statenvertaling gereed en in 1637 werd ze door de Staten geautoriseerd. De stad Leiden betaalde 2500 gulden voor het recht om de Bijbel in Leiden te laten drukken. Tussen 1637 en 1657 werd een half miljoen exemplaren gedrukt.

In 1657 verscheen de tweede, verbeterde druk, de Ravesteyneditie. Alle door de kerkelijke vergadering vastgelegde zetfouten zijn hierin gecorrigeerd. Deze editie geldt als de meest nauwkeurige Statenbijbel.

Bron: www.statenvertaling.net

Aan dezelfde boekdrukker in Kampen wordt in 1663 negen gulden voor ‘twee testamenten met psalmboeken voor die kert betaelt’. Er wordt dan nog gezongen uit het psalmboek naar de berijming van Datheen. De psalmberijmingen van Petrus Datheen is een vertaling van de Franse psalmberijming van Clément Marot en Théodore de Bèze. Van 1566 tot 1773 vormde de psalmberijming van Datheen de belangrijkste psalmberijming in Nederland en kreeg geen enkele nieuwe berijming voldoende draagvlak om de zijne te vervangen. Daarom duurde het tot 1773 voordat er (door de overheid) de nieuwe staatsberijming van 1773 werd ingevoerd.

Latere financiële uitgaven zijn: ‘In 1694 – voor een testament en psalmboek voor de kerk F 1-16-0’ en ‘In 1713 – Daniel Oostendorp voor de kosters psalmboek F 2-4-0’.

Een nieuwe psalmberijming

In 1773 wordt er dus in Nederland een nieuwe psalmberijming uitgebracht. Voor die tijd een ontzettend moderne uitgave, aangeprezen door de overheden, maar lang niet door iedereen even warm onthaald. Men is zeer verknocht aan de oude berijming van Datheen. Men is er immers mee opgegroeid en vergroeid, al zijn de meeste psalmen erg ongelukkig op rijm gezet. Datheen zegt zelf van zijn berijming: ‘met grooten haast gemaakt en hem schier als een ontijdige geboorte afgedrongen’.

De overheid, in ons geval de Ridderschap en Steden van Overijssel namens de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden, doet de kerkenraden de volgende publicatie toekomen:

Ridderschap en Steden is noodig en goed gevonden, in plaats van de oude rijm-psalmen en gesangen, tot hier toe in de hervormde kerk in gebruyk geweest, door deskundige en daartoen expres gecommitteerde mannen, een keus of selectus te doen maaken van nieuwe rijm-psalmen en gesangen, en wel uyt een drietal der keurigsten berijmingen daarvan door voortreffelijke mannen in laater dagen gemaakt, ten eynde deselve vervolgens in den openbare godsdienst in de gereformeerde kerken deeser landen souden worden ingevoerd, en dit heylsaam werk tans, onder den segen van God Almachtig, gelukkig ten eynde is gebragt, door den onvermoeyden en lovweerdigen arbeyd van dier geleerden en in taal en dichtkunde uytmuntende mannen, welke daartoe expresselijk en in ’t bijsonder zijn gecommitteerd geweest; Soo is ’t dat wij niets meer ter harten neemende dan ’t geen strekken kan tot bevordering van Gods eer, en stichting der gemeyntens: en oordeelende daartoe niet weynig te zullen strekken het invoeren van opgemelde solang gewenschte nieuwe psalm-berijming, goedgevonden hebben te ordoneeren en te statueeren, soo als wij ordonneeren en statueeren bij deesen, dat het voorschreeve nieuw en verbeterd psalm-gesang, soo ras met den druk zal zijn gemeen gemaakt, en ten langsten door het uyteynde van dit loopend jaar, in de gereformeerde kerken deeser provintie alomme in de kleyne steden en ten platte landen zal worden ingevoerd, en alleen en met uytsluyting van alle andere berijmingen, op de predikstoelen, als meede in der gestoeltens of sitplaatsen der magistraaten, gerichten, kerkenraaden, en andere publieke amptenaaren, mitsgaders in de Godshuysen en schoolen gebruykt zal moeten worden. Gedaan binnen Deventer den 23sten Maart 1774.

De kerkenraad schuift deze problematiek door naar de erfgenamen van IJsselmuiden.

Den 14den December Heeft de predikant, daartoe vooraf geautoriseerd zijnde door de leden der kerkeraad, welgemelden heere kerkmeester doen ter hand stellen het navolgende request: met nevensgaand versoek van hetselve, de eerste gelegenheyd de beste, den heeren ervgenaamen te willen overgeeven, en op alle mmoogelijke wijsen ondersteunen.

Wel edele heeren Binnen-ervgenaamen van IJsselmuyden!

De kerkenraad van IJsselmuyden, behoorlijk acht geevende op de publicatie van hun edelmoogenden, Ridderschap en Steden, de Staaten van Overijssel, in dato den 23sten Maart deeses jaars 1774, aangaande het invoeren der soo lang gewenschte nieuwe psalm-berijming in de gereformeerde kerken deeser provintie alomme in de kleyne steden en ten platten landen, en gemerkt, dat ingevolge de publicatie voorschreevene, het welgemeld nieuw en verbeterd psalm gesang door den druk gemeen gemaakt zijnde, ten langste voor het uyteynde van dit loopend jaar alleen en met uytsluyting van alle andere berijmingen op de predikstoelen, als meede in de gestoelten of sitplaatsen der magistraaten, gerichten, kerkenraaden, en andere publieke amptenaaren, mitsgaders in de godshuysen en schoolen gebruykt moet worden: Soo is ‘t dat die van den kerkenraad voorschreeven de eer hebben sig ter vervoegen bij UW Ed., met ootmoedig versoek

Dat UW edel deselve, bij deese plegtige gelegenheyd, in plaats van de tot hiertoe bij hun gebruykte halv verscheurde en halv verspochte nieuwe testamenten, van geheel Bijbels gelieven te voorsien, en in staat te stellen om te voldoen aan de hooge order van Ridderschap en Steden.

‘T welk doende Uyt aller naam, Aernout Duircant, predikant. Den 13den December 1774.

In de Aantekeningen van de Erfgenamen lezen we dat er op 19 december 1774 wordt vergaderd en er een rekwest van de eerwaarde kerkenraad van IJsselmuiden wordt voorgelezen. ‘Waarop de heer professor van Hoven heeft gezegd dat hij wel genegen zou zijn om zes gehele nieuwe bijbels met de nieuwe psalmberijming daarin gebonden diergelijk als bij de magistraat van Grafhorst thans gebruikt aan de kerkenraad van IJsselmuiden present te doen.’ Een offerte zal worden opgevraagd en de kerkenraad wordt op de hoogte gebracht van de uitkomst. Er zit wel een addertje onder het gras. Van Hoven wil namelijk wel zes Bijbels schenken, maar stelt daar tegenover dat hij heel graag een ‘seker campjen lands, het Paal-Campjen genaamd’ en eigendom van de kerk, in erfpacht wil hebben. Aan dit verzoek wordt voldaan.

Enige tijd later ‘zijn de vergadering de voorgemelde ses Bijbels van wege den heer professor van Hoven geworden sijn wel Ed. hooggeleerde behandigde die in eygen peroon, na geeyndigden namiddags godsdienst, aan de tegenwoordig zijnde leden des kerkenraads, en wenschte veel segen onder het gebruyk, waarvor sijn wel Ed. hoog geleerde gelijk ook voor de vereering selv seer bedankt wierd.’

In 1773 werd na enig geharrewar een nieuwe berijming van Johannes Eusebius Voet, die van het dichtersgezelschap Laus Deo Salus Populo en Hendrik Ghysen ingevoerd. Inmiddels was de gewoonte ingeslopen de psalmen uiterst langzaam op noten van gelijke lengte te zingen (het zogenoemde iso-ritmisch zingen). In sommige streken werden hierop bovendien geïmproviseerde versieringen gezongen, draai-ommetjes genoemd. Jos. van Yperen beschrijft dit in 1778 als de gewoonte de psalmen ‘in den mond te draaien, te kauwen en door ettelijke verlagingen en verheffingen tusschen de tanden en ’t gehemelte slangsgewijze henen te slingeren en te dwarrelen’. Met de nieuwe berijmingen wilde men tevens deze gewoonten tegengaan. De psalmen werden echter doorgaans ook na 1773 op gelijklange noten gezongen.

In of kort na 1886 zijn nog een tiental statenbijbels, gebonden in leer en met koperen sloten, aangeschaft voor de kerkenraad en kerkvoogdij. Deze zijn inclusief de psalmen en enige gezangen. Het is uiteraard een wat kleiner formaat dan de kanselbijbel, maar met een hoogte van 30 cm nog vrij fors.

In 1976 zijn ze vervangen door nog kleinere Bijbels, terwijl de oude nog jaren lang dienst doen in de speciale bank voor de kerkvoogden en notabelen. In de jaren 90 krijgen zij ook nieuwe bijpassende Bijbels.

Lezenaar

Vóór de interieur vernieuwing van 1969 is er voor de preekstoel een zogenaamde dooptuin, afgesloten door middel van het doophek, gemaakt bij de vergroting van de kerk in 1848/1849 door de toenmalige aannemer Gerrit Felix. Op het hek is een lezenaar aangebracht, waar achter in elke eredienst de voorlezer de afkondigingen deed, de wet in de morgendienst en in de middag- of avonddienst de geloofsbelijdenis las en de schriftlezing doet. Dit is in bijna alle kerken het geval geweest, om de stem van de predikant te sparen voor de preek, omdat er nog geen geluidversterkers in de kerken bestaan. Deze traditie is blijven voortbestaan tot in de jaren zestig van de vorige eeuw.

De lezenaar is in 1848 gemaakt en hierin zijn de zalm uit het wapen van Grafhorst en een man met de Bijbel en spade (Ora et Labora – bid en werk) uitgebeeld, net zoals deze ook op de middelste kroon in de kerk voorkomen.

De lezenaar is in 1969 niet herplaatst en ligt momenteel in de consistorie op de kast…

Psalmborden

Dan zijn er nog de psalmborden in de kerk. Tegenwoordig hangen er vier vrij grote borden, gemaakt (in eigen beheer) in 1983-1984 door Kerkvoogd Egbert Stoffer (1929-2021). De borden hebben zeven ‘regels’, zodat al de zes te zingen psalmen én de schriftlezing kunnen worden ‘opgehangen’ en aangekondigd.

Deze borden hebben verschillende voorgangers. In 1656 wordt ‘betaelt die voorsanger van die Bovenkerck 3 planckjes om de psalmen te anwissen die sullen gesongen worden met F 5-5-0’. Later worden nog ‘20 borties in de psalmplancken F 0-10-0’ en ‘16 borties tot het aenwijsen van de psalm F 0-8-0’ en ‘33 letters om in leijen te zetten F 0-18-0’ aangeschaft. Op oude foto’s zien we dat er vóór 1983 kleine borden hangen, waarop alleen de zogenaamde voorzang, de psalm voor de dienst, wordt gehangen. Deze wordt immers niet door de predikant aangekondigd, omdat de kerkenraad in de consistorie blijft tot na het zingen van deze voorzang.

Tijden veranderen

Op initiatief van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond heeft de Stichting Herziene Statenvertaling de Statenvertaling van de Bijbel herzien. Met deze herziening, waaraan in 2002 werd begonnen, wordt beoogd de interesse van de huidige en komende generatie bij de Statenvertaling te bewaren. De medewerkers aan deze herziening waren neerlandici, predikanten uit verschillende kerken en daarnaast ook kenners van de Bijbelse grondteksten. Zij deden dit werk pro Deo.

Op 4 december 2010 is de Herziene Statenvertaling officieel gepresenteerd in de Grote Kerk te Dordrecht. Voor deze plaats is gekozen, omdat hier op de in 1618-1619 gehouden Synode van Dordrecht de opdracht is gegeven tot de oorspronkelijke Statenvertaling. Vanaf deze zelfde maand december wordt er in de dorpskerk in diensten onder verantwoording van wijk 2 ook uit deze Herziene gelezen.

In verschillende diensten worden niet alleen psalmen gezongen, maar ook andere geestelijke liederen. In veel kerken wordt dit opgelost door enorme stapels gezangenbundels, te kust en te keur. Ook komen er in steeds meer kerken grote schermen te hangen om de liedteksten te projecteren. Voorlopig doen we het in de dorpskerk nog met gekopieerde liedblaadjes.