Dorpskerk

Zoek
Sluit dit zoekvak.
Vensterafbeelding Kosterswoning

De kosterswoning

Het huis van de koster is eigendom van de kerk en is in het verleden vaak aangeduid als ‘de kosterij’. Het onderhoud komt voor rekening van het kerkbestuur.

1100

1200

1300

1400

1500

1600

1700

1800

1900

Nu

In dit venster

Het woord koster komt van het Latijnse woord ‘custos’ dat bewaker betekent. Het is al een heel oud beroep en vaak gecombineerd met andere functies. Sinds de Reformatie en tot ver in de negentiende eeuw is de koster ook de schoolmeester en daarnaast vrijwel altijd ook de voorzanger, voorlezer, doodgraver en klokkenluider.

Vanwege de gecombineerde functie koster / schoolmeester, verenigd in één persoon, zal het in dit venster ook over de dorpsschool van IJsselmuiden gaan. School en huis bevinden zich namelijk onder één dak.

De pastoor wordt vervangen door de dominee en de schoolmeester is nu ook de koster

Ook in ons dorp IJsselmuiden wordt al vóór de Reformatie onderwijs gegeven aan kinderen. Van leerplicht is echter nog geen sprake, laat staan van een school met veel kinderen. Meestal wordt er les gegeven door de pastoor. Het onderwijs is nog geheel in handen van de kerk. In een dorpje als het onze is er slechts een dorpsschool. De pastoor heeft de leiding, dikwijls bijgestaan en/of vervangen door zijn helper. Het niveau zal bijzonder laag geweest zijn en de opkomst van kinderen evenzo…

De pastoor en zijn helper, alsmede de koster en alles wat verder met de kerk en met het onderwijs te maken heeft, vallen onder het bestuur van de ‘erfgenamen van IJsselmuiden’. Al ver voor de Reformatie schrijven de erfgenamen van IJsselmuiden in het Markeboek: ‘Anno vijfthien hondert negen ende dartich op den setsthienden dach aprilis, naementlycken op wonsdach nae Paesschen, is bij die gemeene erffgenamen van Isselmuiden overgegeven en eendrachtelijk overcoemen, dat men ziene pastoren noch cappellaenen in der kercken van Isselmuiden, noch eenige costeren annemen sall, noch toe laeten, dan met consent weten en believen der erffgenamen, en gemeene huijsluiden aldaer ter kercken hoerende, gelijck in allen anderen dorpen en plaatsen gebruikelijk is, en geholden wordt…’ Geen pastoor, noch kapelaan in de kerk van IJsselmuiden, noch enige koster, zal zonder toestemming van de erfgenamen worden aangenomen. Gemeenteleven is er duidelijk wel, maar over een eventuele vorm van onderwijs in deze periode in IJsselmuiden, is ons helaas vanuit geen enkele bron ook maar de kleinste aanwijzing overgeleverd. Uit de periode 1400-1560 zijn ons de namen van enkele kosters bekend, maar ook niet veel meer dan dat.

De laatste pastoor die IJsselmuiden dient (vóór de Reformatie) is Simon Johannes. Wellicht heeft hij dus ook enkele schoolkinderen onder zijn hoede. De koster is Wilhelmus Joannis van Hagenstein (Willem Jansen genoemd). In het oudste deel van het archief van het schoutambt van IJsselmuiden komen we Willem vanaf het jaar 1560 tegen als koster, als keurnoot en zelfs een enkele keer als onderschout.

De kans is groot dat Willem het allemaal erg lastig heeft gevonden, al die veranderingen. Bij de komst van dominee Lanius in 1582 heeft IJsselmuiden weer een eigen zielenherder. IJsselmuiden is protestants. En Willem nog steeds koster…

Het is niet bekend of Willem, die als één van de zeer weinigen lezen en schrijven kan, de pastoor tijdens en na de Reformatie heeft vervangen als schoolmeester.

De Reformatie (in Overijssel rond 1580) brengt veel veranderingen. Zeker ook in het onderwijs. Onmiddellijk ná de Reformatie is er in de kerkelijke vergaderingen (synoden) aandacht voor het schoolonderwijs. De gedoopte jeugd moet in de christelijke (gereformeerde) leer worden onderwezen.

De plaatselijke predikant en de schoolmeester onderhouden uit hoofde van hun ambt en functie nauw contact met elkaar, doordat de schoolmeestersplaats vrijwel altijd gekoppeld is aan het voorzangersambt, en in ieder geval sinds 1610 ook aan het kostersambt (en vaak ook aan dat van doodgraver en klokkenluider).

De kosterij van Willem Jansen, coster toe Isselmuiden

Rustig is het in IJsselmuiden niet, in deze jaren midden in de 80-jarige oorlog. Rondtrekkende troepen (Spaanse én Prinselijke) maken het platteland onveilig. In het begin van het jaar 1583 is ‘Willem Jansen, coster, gecoemen bij den erfgenamen van Isselmuden’. Hij komt daar om afspraken te maken over de opbouw van zijn woning. ‘Alzoe durch groete onverstandt ende quade luyden godt betert Isselmuiden verbrandt. Is daer Willem Jansen, coster toe Isselmuiden, huis mede verbrandt.’ Ook zijn huis is dus verwoest door de rondtrekkende ‘kwade lieden’. Hier is voor het eerst sprake van de kosterswoning (de kosterij).

De erfgenamen van IJsselmuiden hebben op 4 april 1583 met Willem Jansen, de toenmalige koster van IJsselmuiden, die op eigen kosten de verbrande kosterswoning had laten opbouwen, veraccordeerd dat zijn erfgenamen na de dood van hem en zijn vrouw de voorgeschoten gelden zouden terugkrijgen. Nu is op heden de afkoop aan de orde. 

De mombers van het kind van wijlen de laatste koster, Johan Jansz, te weten E. Christoffel Hendricksen en de schout Arent Joncker en de erfgenamen van de wijlen de voorkinderen van de vrouw van de koster zijn tevreden met de vastgestelde betaling van 125 g.g., te betalen in twee termijnen. Het huis en getimmerte zal voortaan bij de kosterij behoren, maar de berg zullen de erfgenamen van de koster en zijn vrouw behouden en mogen wegnemen. Alles in de gebouwen wat aard en nagelvast is, zal daar in blijven. In de tuin zullen prieeltjes en de beugelbanen blijven, etc. blijven. Getekend door de erfgenamen en mombers op 22 september1603.

Willem is getrouwd geweest met Eerlandt. In een bepaald getuigenis voor het gerecht in november 1600 geeft zij aan ongeveer 53 jaar oud te zijn. Zij is dus rond het jaar 1547 geboren. Willem en Eerlandt hebben tenminste 5 kinderen gekregen. Gezien Willems ambt in 1560, moet hij wel vóór 1540 geboren zijn. Willem is ná 4 april 1583 en vóór september 1586 overleden. Op 11 juni 1588 lezen we in het archief van het schoutambt van ene ‘Jan Janssoen, coster van Isselmuijden’. Deze Jan is dus de officiële opvolger van Willem. Niet alleen als koster, maar ook als man van Eerlandt. In een verklaring van april 1589 meldt Eerlandt ongeveer 2 jaar daarvoor hertrouwd te zijn met Johan Jansz. In juli 1588 moet Eerlandt, de kosterin te IJsselmuiden, een getuigenis geven voor het gerecht. Zij verklaart onder ede het volgende: ‘Ik heb in 1586 omstreeks Michaelis (29 september) mijn woning in IJsselmuiden moeten verlaten wegens de ruiters en soldaten die in IJsselmuiden en Mastenbroek lagen. Ik bleef tot omstreeks Pasen 1587 in Kampen wonen. Ik heb in die tijd in IJsselmuiden niet getapt. In de zomer van 1586 heb ik wel drie keer 8 of soms 14 dagen mijn woning moeten verlaten en vluchten naar Kampen, wegens de narigheid door het krijgsvolk veroorzaakt.’ Het is niet helemaal duidelijk waarom zij deze verklaring afgelegd heeft, maar het geeft wel een beeld van de toestanden in deze tijd. Haar man Willem is hier al niet meer in beeld. Verder komen we er zo ook achter dat zij, naast het kosterschap, ook een tapperij (soort herberg) bestierd hebben.

Vanaf medio 1587 lijkt het weer iets leefbaarder te worden in en rond IJsselmuiden. Vanaf dat moment zijn er (met grote regelmaat) weer allerlei zaken die het gerecht van IJsselmuiden passeren en herstelt het ‘gewone leven’ zich weer enigszins. De nieuwe koster Jan is rond het jaar 1587 op ongeveer 21-jarige leeftijd getrouwd met de weduwe Eerlandt die dan al ongeveer 40 jaar is en vijf kinderen heeft. Samen krijgen zij nog een dochter, Wilhelmgen. In de jaren 1588 tot en met 1603 treedt Jan de koster veelvuldig op als getuige en/of keurnoot bij allerlei gerechtelijke zaken die in het Schoutambt van IJsselmuiden voorkomen. Enkele malen lezen wij dat Jan ‘een wete’, of een oproep, aan de kerkdeur van IJsselmuiden heeft aangeslagen. Wanneer mensen worden opgeroepen om te verschijnen voor het gerecht, maar men weet hun woon- of verblijfplaats niet, dan is dit een mogelijkheid. Een briefje aan de kerkdeur…

In de jaren 1602 en 1603 gaat de vreselijke ziekte ‘de pest’ rond. Ook veel inwoners van IJsselmuiden worden getroffen. In deze jaren worden heel wat testamenten opgemaakt van mensen die ‘zwaar ziek’ zijn of ‘lijdende aan de pest’. Koster Jan ontspringt de dans helaas ook niet. Is hij besmet geraakt omdat hij enkele malen getuige is bij het opmaken van een testament van een ‘pestlijder’? Ongeveer 37 jaar jong maakt nu ook hij zijn testament op. Zwaar ziek en ten overstaan van de predikant Hermannus Bierman en enkele getuigen wordt op 7 juni 1603 zijn laatste wil opgeschreven. In dit testament wordt ergens ‘wijlen zijn vrouw’ genoemd. Eerlandt is er dus ook al niet meer. In juli sterft ook Jan.

Gezien het bovenstaande verhaal, gaan we er vanuit dat de kosterswoning met aangebouwd schoollokaal nog vóór 1600 is herbouwd of nieuw gebouwd vlak naast de dorpskerk.

De kosters en hun nevenactiviteiten

Bijna 2 jaar na het overlijden van koster Jan Jansz wordt een nieuwe koster benoemd, Hans van Ittersum genaamd en ruim 50 jaar oud. Wie het kosterswerk in de tussenliggende periode heeft verricht weten we niet, maar dat zal de hulpkoster wel zijn geweest. Kosters die meerdere functies hebben binnen de gemeenschap en wellicht ook de schoolgaande kinderen onder hun hoede hebben, kunnen maar op één plek tegelijk zijn. Hulp van anderen is daarom onontbeerlijk. Iets over het ‘huishouden’ van Hans lezen we in 1592. Jenneken, de vrouw van Hans van Ittersum, getuigt in een zaak. Omdat ze langer dan 40 weken zwanger is hoeft ze de eed niet te doen. Zij verklaart dat er enige weversknechten in haar huis zijn geweest om een kan bier te drinken. Er is ook nog een aantal soldaten in haar huis, in een afzonderlijke gelagkamer. De getuigenis gaat over een ruzie die is ontstaan. Hans en zijn vrouw Jenneke hebben dus een tapperij aan huis, met meerdere kamers. Het wordt zelfs de herberg van Hans van Ittersum genoemd, waar in de regel ook openbare veilingen worden gehouden.

In het jaar 1621 wordt Hans als koster opgevolgd door Arent Teckelenburg. Deze Arent is tevens de nieuwe schoolmeester en na aandringen en verdere bemoeienissen van de kerkelijke overheid in deze functie geplaatst. De eerste met name genoemde en als schoolmeester betitelde onderwijzer van IJsselmuiden!

2 april 1623 verzoekt ‘Arent Teklenborg, coster tot Isselmuijden’, dat hem uit de inkomsten van de pastorie en vicariegoederen aldaar, gelden mochten toekomen als vergoeding voor enige geringe onkosten van reparatie die hij heeft moeten doen aan het huis van ‘de costerije’.

De kosters die na Teckelenburg komen hebben een eigen moestuin en wat kleinvee. Er is dikwijls sprake van ‘de stal’ en ook is de koster pachter van het rietkampje achter het Meer voor f 1,80 per jaar. Eigenlijk geldt voor iedereen, dominee, schoolmeester, koster of daghuurder, voor eigen gebruik worden eigen aardappelen en groenten verbouwd en heeft men kippen, een geit, een varken of een koe.

Groot onderhoud is nodig

Rond 1770 is er sprake van veel achterstallig onderhoud aan de kerk, de pastorie en de kosterswoning / school. De Kamper architect J. ten Holt zal ‘alle defecten nauwkeurig opnemen’ en aangeven welke reparaties het meest nodig zijn. Om de kerk ‘voor een geheel verval te behoeden’ is haast geboden. In april 1774 komt Ten Holt met zijn rapport, waarin hij aan geeft dat de meest noodzakelijke reparaties ongeveer 400 gulden in totaal gaan kosten.

In dit raport staat onder andere:

Het kostershuis.

De gehele voorgevel de voegen uit te krabben, en weder van onder tot boven op nieuws invoegen, en van binnen plijsteren en van boven op de kozijnen wat beter te voorzien voor het doorwateren; verder al de lekkages wat te zuiveren, het verbeteren van een schoorsteen, een vuurstee te bezetten met steentjes, een weinig reparatie aan de zolders en binten; aan de ene zijde van het huis het dak wat in te stoppen en verbeteren, achter de Wolf vernieuwen; een weinig reparatie aan de kozijnen, vensters en ramen, voorts het een en ander wat op te stellen daar het vereist word.

De kosten hiervan omtrent honderd vijftig guldens.

Dan nog voor het verven en voor het stellen der glazen over de gehele massa vijftig guldens.

Door mijn opgesteld – Jan ten Holt den 25 April 1774.

Koster Evert Baarlink is vast blij geweest met de opknapbeurt, want wonen met kapotte ramen en emmers onder een lekkend dak, daar wordt niemand vrolijk van.

De gevolgen van de Franse Tijd

In de zomer van 1810 wordt een nieuwe schoolmeester benoemd, Jacob Venema, die tevens koster van de kerk zal zijn. Deze functie is namelijk al eeuwen een gecombineerde baan en de benoeming van schoolmeesters is een taak van de erfgenamen. Maar in deze roerige tijd gaat het er ineens  allemaal wat anders aan toe.

Nu kerk en staat in 1811 gescheiden worden, heeft Jacob Venema plots twee werkgevers. Als schoolmeester is hij in dienst van de burgerlijke gemeente en als koster, voorzanger en doodgraver in dienst van de kerkelijke gemeente. Hij woont in de woning die aan de dorpsschool vastzit, pal naast de kerk. De school van IJsselmuiden bevindt zich al eeuwen pal naast de oude Dorpskerk. Het is oorspronkelijk niet meer dan een woonhuis van de koster en schoolmeester met daaraan vast een schoollokaal.

De kerkvoogden moeten in 1828 bij het Provinciaal College van Toezicht een opgave doen van alle eigendommen. Onder andere wordt er iets gezegd over de kosterswoning: ‘Kosterij, een huis bestaande uit ééne Kamer, Keuken en twee Kamertjes voor en achter de kelder, benevens een kleine tuin. De waarde van dit Perceel wordt geschat op een waarde van f 400,-. Het wordt bewoond door den Schoolonderwijzer en Koster.’

De gang van zaken is zo vanzelfsprekend, dat het tot 1827 duurt voordat de kerkvoogden beseffen dat de ‘billijkheid vordert’ dat de burgerlijke gemeente best iets mag bijdragen aan het onderhoud van de woning die eigendom is van de kerkelijke gemeente en waar hún schoolonderwijzer woont. Vanaf dat moment wordt er jaarlijks 25 gulden betaald uit de gemeentekas aan de kerkvoogdij als tegemoetkoming. In de rekeningen van de Gemeente IJsselmuiden wordt opgemerkt: ‘ingevolge contract met het kerkbestuur, een afspraak zolang de betrekkingen van schoolonderwijzer en koster bij de hervormden in denzelve persoon vereenigd zijn. Het is een tegemoetkoming in de kosten welke zijn besteed tot verbetering van het kostershuis tot eene woning voor den onderwijzer.’ Eigenlijk gaat dit verder probleemloos, zolang Jacob schoolmeester én koster is…

Maar, problemen komen er wel. Wanneer Jacob er zo’n twintig jaar op heeft zitten en ongeveer 55 jaar oud is krijgt hij wat praatjes én verdwijnt zijn plichtsbesef wat naar de achtergrond. De kerkvoogden van de Hervormde Gemeente hebben een nieuw reglement opgesteld voor de koster, voorzanger en doodgraver. Jacob is het echter niet met dit nieuwe reglement eens. En verder is er nog een financieel probleem, want de koster wil het door hem geïnde plaatsengeld niet afdragen, ten bedrage van ruim 81 gulden. Het Provinciaal College wordt te hulp geroepen. Hoe het precies wordt opgelost is niet duidelijk, maar Jacob dient (als koster) in ieder geval zijn ontslag in.

Waarschijnlijk is het opzeggen van zijn baan als koster niet echt het probleem, maar Jacob wil wel schoolmeester blijven. Burgemeester Tichler komt eind december 1831 bij de kerkvoogden om te praten over ‘de vraag aangaande het eigendom van het huis van de koster en schoolmeester en of het huis in geval van een scheiding van deze beide functies ter beschikking komt aan de Kerkvoogden voor hun koster óf aan de gemeente ten behoeve van hun schoolmeester’. Deze vraag is volgens hem onnodig, omdat Venema niet voor de ene functie kan en mag bedanken en de andere functie aanhouden. Venema zal bericht worden gedaan dat hij binnen acht dagen schriftelijk moet verklaren zijn ontslag als koster, voorzanger en doodgraver in te trekken. Als hij dat niet wil, ziet men zich genoodzaakt hem ook als schoolmeester te ontslaan. Jacob neemt zijn woorden terug, maar de situatie wordt onhoudbaar. Ook op school maakt hij er een potje van (dronkenschap en pligtverzuim). Het gemeentebestuur maakt een en ander aanhangig en Jacob Venema zal nu ontslagen wórden!

Jacob Venema kan niet anders dan vertrekken en zal zijn verdere leven slijten als landbouwer in Oosterholt. Er verschijnt een advertentie voor een nieuwe onderwijzer, waarin wordt aangegeven dat de post is gecombineerd met de functie van koster en voorzanger bij de Hervormde Gemeente wat 36 gulden per jaar oplevert en het vrij gebruik van huis en hof. Na het een poosje te hebben moeten doen met tijdelijke onderwijzers, wordt op 4 november 1833 Jacob Hoogenkamp aangesteld. Hij zal tot 1870 in IJsselmuiden werkzaam zijn.

Toch zijn er al weer problemen, want de kerkvoogden schrijven al vóór de komst van Hoogenkamp aan het gemeentebestuur ‘dat onderscheidene pogingen dezerzijds aangewend om aan J. Hoogenkamp onder zekere voorwaarden de bedieningen van koster, voorzanger en doodgraver op te dragen, mislukt zijn, en kerkvoogden daardoor genoodzaakt worden die bedieningen aan anderen persoon te geven; dat uit dien hoofde dan ook geen inwoning kan vergund worden aan voornoemde Hoogenkamp als onderwijzer der jeugd in de kosterij’.

De kerkvoogden berichten dat zij als koster hebben aangenomen de heer G. Klein, die ‘in die betrekking de bewoning van de kostery is vergund, en welke woning derhalve vrij en afgescheiden van het schoolgebouw behoord te zijn, waarom kerkvoogden dan tevens verzoeken, dat het gemeente bestuur voor die afscheiding zorge, door de buitendeur, dienende voor de ingang tot de school van eene behoorlijke sluiting te voorzien, en wel in den tijd der eerstvolgende veertien dagen.’ De burgerlijke gemeente betaalt Hoogenkamp een jaarlijks bedrag wegens het gemis van een onderwijzerswoning.

In het jaar 1839 trouwt Jacob Hoogenkamp met Barendina Petronella van Gelder en wordt hij alsnog aangenomen als koster, want Klein heeft voor zijn functie bedankt. Jacob en Barendina komen nu naar IJsselmuiden om de kosterswoning annex onderwijzerswoning te betrekken. Omdat het leerlingenaantal erg is toegenomen, wordt er een hulponderwijzer aangenomen en wordt Jakob hoofdonderwijzer.

In 1840 lezen we dat de inspecteur van het onderwijs in Overijssel, Wijnbeek, zeer te spreken is over het schoollokaal. Behalve vol lof over het ruime en zeer doelmatig ingerichte lokaal, is de heer

Wijnbeek dat ook over de nieuwe bovenmeester J. Hoogenkamp. Tijdens het inspectiebezoek zijn de oudste leerlingen afwezig wegens werk op het veld. In de winterperiode wordt de school door ongeveer 150 leerlingen bezocht en dat in één lokaal. In 1865 wordt de school verbouwd en uitgebreid met een tweede lokaal.

In de notulen van de Raad van de gemeente IJsselmuiden is te lezen dat hoofdmeester J. Hoogenkamp begin maart 1870 zijn eervol ontslag aanvraagt vanwege voortdurende ‘ligchaamsongesteldheid’. In mei 1870 besluit de Raad, na overlijden van de heer Hoogenkamp, de onderwijzerswoning, die sinds 23 mei 1839 bewoond is geweest door Hoogenkamp, te gaan kopen van de Kerkvoogden der Hervormde Gemeente voor het (luttele) bedrag van f 138,27. De schoollokalen zijn rond 1805 al in hun bezit gekomen. Over deze gebeurtenis is geen informatie vanuit de kerkvoogdij te vinden, in verband met een hiaat in notulen én financiële administratie.

In 1857 is Gerrit Felix benoemd tot onderkoster en neemt de kosterstaken op zich. Op de school laat hij zich echter niet zien. Hoewel Hoogenkamp en ook zijn opvolger meester Ravenshorst officieel de koster zijn, verrichten zij de kosterstaken niet. Waarom er nog vele jaren sprake is van een koster en een onderkoster, weten we niet. In de volksmond is Felix gewoon de koster. Drie generaties Felixen doen dit werk van 1857 tot 1974. Zij wonen in een eigen huis en de kerkvoogdij bezit in deze 117 jaren dus geen kosterswoning.

Ravenshorst begint zijn loopbaan in de  oude school en woning, maar in 1884 verhuist het hele spul naar een nieuwe school met hoofdmeesterswoning verderop aan de Dorpsweg. De school gaat nu van twee naar zes lokalen, met ruimte voor 288 leerlingen. De kerkvoogdij koopt de oude school en de woning nu terug, om de lokalen te gebruiken voor het verenigingswerk en het huis en de tuin te verhuren. In de woning en in een lokaal vestigt zich in 1905 bakker Hendrik van der Kruisweg en begint een bakkerij. Al in 1908 brand het hele pand af. De kerkvoogdij verkoopt de bruikbare stenen en de leeggevallen ruimte wordt later gebruikt voor de verbouw van het kerkgebouw. Een geluk bij een ongeluk…

Nog even iets over het onderwijs in IJsselmuiden

In 1865 wordt de school verbouwd en uitgebreid met een tweede lokaal. Na enige jaren blijkt de school al weer te klein. Zij wordt in 1883 vervangen door een nieuwe school met onderwijzerswoning, een paar honderd meter verwijderd van de oude school. Deze nieuwe school, ook aan de Dorpsweg, heeft zes lokalen en biedt ruimte aan maximaal 288 leerlingen.

In 1919 gaan er zelfs 300 leerlingen naar de school in IJsselmuiden, waar zes leerkrachten voor de volle klassen staan. In 1920 geraakt de druk van de ketel, want de eerste bijzondere lagere school in IJsselmuiden wordt opgericht: de Katholieke Lagere School. Twee jaar later volgen de Hervormden met een eigen school. In 1928 telt de Openbare Lagere School dientengevolge nog maar 90 leerlingen en moeten inmiddels enkele leerkrachten worden ontslagen.

De Openbare Lagere School is in 1973 afgebroken en op dezelfde plaats herbouwd. In 1985 zijn de kleuterschool ‘De Kleine Wereld’ en de lagere school samengevoegd tot een basisschool: ‘O.B.S. De Schakel’. Later is ook de fusie tot stand gekomen met de openbare basisschool ‘De Zalm’ in Grafhorst. In januari 2012 is de school verhuisd naar Laanzicht (Kulturhus) en heeft de school een nieuwe naam gekregen: ‘O.B.S. Wonderwijs’. Drie jaar later wordt de oude school aan de Dorpsweg gesloopt.

De openbare lagere school van IJsselmuiden wordt in 1919 door ongeveer 300 leerlingen bezocht en zes of zeven leerkrachten geven daar onderwijs. De dorpsschool is de jaren door flink gegroeid. (Tussen 1900 en 1920 groeit het aantal inwoners van IJsselmuiden van 2311 naar 2620 personen.) Voor de 300 kinderen zijn zes lokalen beschikbaar. De laagste klassen zijn het grootst. Onbegrijpelijke en onvoorstelbare toestanden en dat al tientallen jaren lang.

Nagenoeg alle kinderen uit IJsselmuiden bezoeken dan de openbare school. Er is in het dorp geen andere keuze. Alleen kinderen uit een hoog milieu en echte in het oog springende studiebollen bezoeken een lagere school in Kampen, vooral met het oog op een eventuele vervolgstudie. Maar alle kinderen uit IJsselmuiden zijn niet hetzelfde. Er is verschil in stand en verschil in godsdienstige overtuiging. Het grootste deel van de bevolking is lid van de Hervormde Kerk.

Verder telt het dorp gereformeerden, katholieken en enkele onkerkelijke personen. Overijssel telt in 1900 namelijk een percentage van 0,17% inwoners met geen of een onbekende godsdienst, dat zou voor IJsselmuiden statistisch uitkomen op ongeveer vijf personen.

Vanaf 1974 heeft de kerk weer een eigen kosterswoning

In de zomer van 1973 geeft koster Kees Felix aan dat hij bijna de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Hij wil graag dat de kerkvoogdij nadenkt over opvolging en dat een nieuwe koster ruimschoots moet worden ingewerkt. Ook zegt hij zijn huis eventueel wel te willen verkopen, welke dan (blijvend) dienst kan doen als kosterswoning. Deze wordt de kerk aangeboden voor f 40.000,- waar de kerkvoogdij akkoord mee gaat. Het gaat hier om Dorpsweg 38, dat is de rechterhelft van de huidige kosterswoning.

Na enkele sollicitatierondes wordt Henk Teune aangenomen als de nieuwe koster. Henk, geboren in 1930 in Kampen, is al jaren woonachtig in de Veenstraat te IJsselmuiden en is melkboer van beroep. Het werk is best zwaar en de klandizie gaat achteruit vanwege de opkomst van de supermarkten. Henk en zijn vrouw Dinie zijn toe aan een nieuwe uitdaging! Per 1 oktober 1974 zullen zij beginnen en krijgt Felix (eindelijk) zijn afscheidsreceptie. En dan is er ineens, na 117 jaar, geen koster Felix meer…

De familie Teune woont tot 1990 in de kosterswoning. Eerder kregen zij de kans om Dorpsweg 32 te kopen en daar trekken zij nu in. Ondertussen heeft de kerkvoogdij in 1990 van de erven Felix ook de woning Dorpsweg 36 gekocht, zodat nu het hele pand eigendom van de kerk is. In de jaren 1990-1993 worden beide helften verhuurd, met name aan mensen die tijdelijk een onderkomen zoeken.

Negentien jaar is Henk Teune koster geweest, als hij in 1993 aangeeft het genoeg te vinden. Hij  wordt 64 jaar en hij – en zeker ook zijn vrouw – vinden het welletjes. Een advertentie in Ons Kerkblad wordt gezet. Heel veel belangstelling is er niet voor deze baan. Mede daardoor gaat de kerkvoogdij het proberen met een piepjong stelletje, dat nog niet eens is getrouwd. Bertil Brink en Janneke Flier worden in oktober 1993 aangenomen.

Bertil en Janneke zijn sinds 1 december 1993 het kosters- en beheerdersechtpaar. De maand december hebben zij met Teune meegelopen om het vak enigszins te leren. Beide woningen, de nummers 36 en 38, worden samengevoegd tot één woning. Een verbouwing van f 170.000,- is hier voor nodig, maar dan is het huis ook bijna als nieuw. Op 3 juni 1994 trouwen Bertil en Janneke en betrekken zij de ruime kosterswoning. Met veel respect voor hun voorgangers, die het met de helft moesten doen. En nu zijn zij al ruim 28 jaar in functie en bijna 28 jaar een gezin. Vier kinderen zijn er inmiddels groot geworden! Elke dag wordt genoten van het fijne huis en de prachtige plek in het dorp. En wonen midden in je werk, hoe ideaal is dat.